Afbeelding

Column dressuurtrainer Henk Jan Vroom |“Dit wil je niet horen!”

Algemeen

“Je kent ze wel, instructeurs die in de hoek van de rijbaan zitten, mok koffie in de hand. Met flinke stemverheffing strooien ze vervolgens met dooddoeners waar je niet mee geholpen bent. Misschien betrap je jouw eigen instructeur daar ook weleens op, maar durf je niet te vragen wat er eigenlijk mee bedoeld wordt. Wat is eigenlijk de achtergrond van dit soort aanwijzingen en wat zou je wél moeten doen om je rijden echt te verbeteren? Deze dooddoeners wil je echt niet horen!”

Advertisement

Tekst: Henk Jan Vroom

“Hakken láág!”

“De spanning in je bovenbenen is de oorzaak van het optrekken van je hakken. Deze wordt door ‘hakken laag’ verplaatst naar het blokkeren van je enkels en leidt tot het afsteken van je onderbenen. Een betere aanwijzing zou zijn: ‘Maak je benen lang en probeer je voetzool horizontaal in je beugels te houden.’ Door je paard te omarmen met je benen, voel je het ritme (takt) en kun je passende, taktmatige hulpen geven.”

“Schouders naar áchteren!”

“Veel ruiters zitten achterover met een bolle rug. Het aanspannen van de schouders is dan geen oplossing. Dit zorgt namelijk voor een blokkade, waardoor je niet meer in staat bent om de beweging van je paard soepel te kunnen volgen. Ook hier is het beter om te werken aan de ontspanning, bijvoorbeeld door eens diep in- en uit te ademen vanuit je onderbuik. Vanuit die ontspanning kun je je hele houding verbeteren.”

“Geef been!”

“Dit is een wat vage aanwijzing, waar je niet veel mee kunt. Sommige ruiters gaan dan klemmen. Andere ruiters geven het paard een schop, waardoor het paard wegvlucht. Als je het probleem hebt dat je paard niet voorwaarts wil, is het goed om daar eens dieper over na te denken. Is hij werkelijk lui of is het juist spanning? En geef je jouw drijvende hulpen wel op het juiste moment? Het juiste moment is als het paard zijn (achter)been naar voren beweegt. Een klein beenhulpje kan in dat geval vaak volstaan. Nog mooier is het, als je jouw paard kan leren om te reageren op een drijvende zithulp.”

“Hoeken inrijden!”

“Het rijden van scherpe hoeken is een hoogstandje van balanceringskunst, wat je niet kunt vragen aan een jong of onervaren paard. Tóch zie je veel paardrijlessen waar in de hoeken kegels worden neergezet om de ruiters te dwingen diep de hoek door te rijden. De ruiter werpt het paard de hoek in en die moet zich maar zien te redden om er heelhuids uit te komen. Wij rijden zelf met onze jonge paarden hele flauwe hoeken. Laat de jury maar mopperen! Pas als ze hun balans hebben, gaan we de hoeken minder afronden. De geschoolde paarden leren we de hoeken inrijden, voorbereid door een halve ophouding vóór de hoek, lichte buiging en ondersteuning met het binnenbeen. En na de hoek weer een halve ophouding om de balans te herstellen.”

“Binnenbeen, buitenhánd!”

“Het gebruik van de binnenhand is één van de grootste taboes bij veel instructeurs. Het gevolg is dat de ruiter in een poging om het ‘vallen over de buitenschouder’ te voorkomen, met alle macht aan de buitenteugel trekt en de binnenteugel helemaal los laat. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. De goede aanwijzing is dat je op twee teugels min of meer gelijk contact moet hebben en dat je, net als bij fietsen, je buitenhand in een bocht net zo ver naar voren brengt als je met de binnenteugel hals buiging vraagt.”


“Als je weer eens geconfronteerd wordt met één van deze vijf dooddoeners, vraag dan eens door wat er precies mee bedoeld wordt. Dat voorkomt misverstanden. En als je instructeur het antwoord niet weet, laat hem dan dit stukje maar eens lezen.”

Afbeelding