© DigiShots© DigiShots
© DigiShots© DigiShots

Alles over voeding (3): Sportpaarden voeren is maatwerk!

Verzorging Opvallend

Controleer elke 4-6 maanden het rantsoen voor een sportpaard. Een passend rantsoen voorkomt onvoldoende spieropbouw of prestatieproblemen, zoals spierbevangenheid of slecht herstel na prestatie bij sportpaarden. Voeding en training gaan hand in hand om uiteindelijk tot een optimale prestatie te komen. 

Advertisement

Rantsoen en training

Het paard komt er niet zonder het juiste rantsoen, maar ook niet zonder de juiste training. Aan alle voorwaarden moeten voldaan zijn om het paard in uithoudingsvermogen te verbeteren en meer kracht en spiermassa te laten krijgen. Deze voorwaarden zijn onder andere training, maar ook stalmanagement, harnachement (zadel) en rijtechniek vallen hieronder. De voorwaarden wat voeding betreft is deels gelijk voor alle sportpaarden, maar deels ook verschillend, afhankelijk van de discipline. Net zoals je traint voor een bepaalde prestatie, moet je ook voeren voor een bepaalde prestatie.

Puzzel

Valt de ontwikkeling van het paard of de prestaties tegen, dan kan het een hele puzzel zijn om de oorzaak te achterhalen. Daarom is het goed om tijdens de trainingsfase alle voorwaarden telkens weer tegen het licht te houden en te controleren. Klopt het nog wat we doen? Zo is het verstandig het rantsoen minimaal twee keer per jaar te laten doorrekenen. Door verandering van training en verandering van (ruw)voer kan het zijn dat paard en rantsoen niet meer voldoende op elkaar zijn afgestemd. Bloedonderzoek geeft onvoldoende resultaten om de voedingsstatus te kunnen beoordelen. Wacht niet tot het paard spierproblemen krijgt of vermindering van de conditie. Herstel heeft tijd nodig en vaak had dat voorkomen kunnen worden.

Periodieke monitor

Wat heeft een sportpaard nodig aan voedingsstoffen en hoe weet je of je voldoende voert? Een rantsoenberekening kan in kaart brengen of het rantsoen voldoet aan de behoefte. Maar het is wel een moment opname. Tijdens de trainingsperiode kijk je naar je paard en voel je naar de soepelheid, beweging en kracht. Een instructeur kijkt en beoordeelt mee. Een stapje verder is de hartslagmeter die gebruikt kan worden om de trainingseffectiviteit te optimaliseren. Uiteindelijk is het oordeel of de training effect heeft afhankelijk van de verwachtingen die je hebt en de resultaten die je boekt. Het is fijn om zekerheid te hebben omtrent de voorziening van voedingsstoffen om dit als factor uit te sluiten indien prestaties of verbeteringen tegenvallen. En omdat een licht tekort aan voedingsstoffen niet leiden tot specifiek herkenbare afwijkingen, maar pas op langere termijn zowel prestatie, weerstand als herstel beïnvloeden, kan je niet anders dan het rantsoen vooraf en tijdens de trainingsperiode te monitoren en bij te stellen. Proactief dus.

Kwaliteit van ruwvoer

Ruwvoer is meestal de zwakke schakel in het totale rantsoen. Vreemd eigenlijk, want het is wel het belangrijkste onderdeel van het rantsoen. Weinig stalhouders van sportpaarden laten het ruwvoer onderzoeken en stemmen daar het aanvullende rantsoen op af. Terwijl dat een hele mooie manier is om grip op de voeding te krijgen.  Elke partij ruwvoer kan sterk variëren in de hoeveelheid en verteerbaarheid van vezels, in het eiwitgehalte, de zuurtegraad (bij kuilvoer) en in het suikergehalte. Vezels leveren energie die het paard voor de prestatie gebruikt. Het aandeel en de verteerbaarheid van de vezels beïnvloeden de darmflora en de energieproductie door micro-organismen. Het kan zelfs de hoeveelheid glucose productie in de lever verbeteren.


Vezels uit ruwvoer

Glucose is een snel bruikbare energiebron. Die dus niet alleen via krachtvoer in het paard komt, maar ook via de vezels uit ruwvoer. Vandaar dat ruwvoer voor alle typen paardensport een factor is die serieus genomen moet worden om de prestatie én de gezondheid te verbeteren. Nogmaals, als je weet wat je aan ruwvoer voert, kan het aanvullende voer daarop afgestemd worden. Zelfs om de efficiëntie van het ruwvoer nog te verbeteren. Een win-win situatie. Voor sportpaarden geldt dat een gemiddelde kwaliteit ruwvoer als optimaal beschouwd kan worden. Beter dan arme kwaliteit en ook beter dan een rijke kwaliteit. Met een arme kwaliteit moet het krachtvoer teveel aanvullen en krijgt een te groot aandeel in het rantsoen. En met een rijke kwaliteit kan het paard makkelijker teveel energie opnemen en te dik worden. Dat leidt vaak tot een vermindering van de hoeveelheid ruwvoer met als gevolg dat de vezelhoeveelheid te laag wordt voor een gezonde darmwerking en welzijn.

Energie- en eiwitbalans

Het klinkt als een open deur, maar het paard moet voldoende energie en eiwit opnemen voor wat hij nodig heeft. Sportpaarden zijn er in vele soorten en maten. Dressuur- en springpaarden, eventers, endurancepaarden, polopaarden, menpaarden, maar ook westernsportpaarden, renpaarden en dravers. En zo zijn er nog wel een paar te noemen. Per discipline kan het niveau variëren van licht tot zeer zwaar. Behalve dit heb je ook nog te maken met de getraindheid van het paard. Voor een jong, groen paard is het lichte werk al zwaar te noemen en voor een routinier in de topsport zijn sommige oefeningen ‘opwarmertjes’. 

Voedingsbalans

Een disbalans in de energie- en eiwitvoorziening is niet direct zichtbaar of merkbaar. Pas na verloop van tijd gaat de body condition score (’voedingsbalans’) veranderen, heeft het paard minder looplust of is de bespiering verminderd. Het kritisch beoordelen van de body condition score moet vast onderdeel zijn in het monitoren van een paard in training. Elke 4 tot 6 weken beoordeel je het paard door te kijken en te voelen. Hoe is het met de vetbedekking onder de huid en met de bespiering? Noteer wat je ziet en voelt en vergelijk het met de afgelopen periode. Weeg het paard, als de gelegenheid daarvoor is, want een verandering in gewicht kan ook een signaal zijn, die je misschien nog niet direct ziet. Door deze controles krijg je beter inzicht in de werkelijke energie- en eiwitbehoefte van het paard. Want naast het controleren van de BCS houdt je de voeropname bij. Wat en hoeveel eet het paard? De behoefte is op basis van gewicht en prestatieniveau te schatten, maar kent uiteraard een redelijk grote individuele variatie.

Energiebronnen

De verschillende paardensportdisciplines vragen een andere prestatie van het paard. De training is gericht op deze prestatie, en op de verbetering van de algehele fitheid. Een fit paard met een goede basis uithoudingsvermogen presteert beter en blijft gezond. Een verbetering van het uithoudingsvermogen betekent dat het paard meer kan doen op het verbranden (energie maken) van glucose en/of vetzuren met behulp van zuurstof (aeroob) zonder te hoeven over te schakelen op het verbranden van glucose zonder zuurstof (anaeroob). Dat laatste is namelijk maar beperkt mogelijk en leidt tot de productie van melkzuur en ophoping van melkzuur in de spieren. Het verbranden van vetzuren is relatief traag, maar levert wel veel energie. Voor veel disciplines is dit een uitstekende brandstof. Moet het paard snel en krachtig werk doen, dan heeft het glucose als energiebron nodig. Maar omdat de voorraad glucose relatief beperkt is, is het beter dit pas aan te spreken als het echt nodig is.

Vetvoorraden

Vetzuren zijn volop beschikbaar uit de vetvoorraden en rechtstreeks uit de opname van vetzuren uit de dikke darm. Glucose is beschikbaar direct uit het bloed, uit de glycogeenvoorraad in de spieren en de lever en indirect door omzetting van bepaalde vetzuren uit de dikke darm. De energiebronnen in het rantsoen zijn vezels, vetten en zetmeel en suikers. Met een passende kwaliteit ruwvoer kan een paard voor licht tot soms gemiddeld werk al voldoende energie binnenkrijgen. Is meer energie nodig dan kan een aanvulling met vetten of zetmeel en suikers nodig zijn. Krachtvoer is traditioneel gemaakt van granen en graanproducten, wat betekent dat de energiebron vooral bestaat uit zetmeel en suikers. Plantaardige olie kan daaraan worden toegevoegd. Het lezen van het voerlabel helpt je om te ontdekken welke energiebronnen het voer bevat.

Voerlabel

Op het voerlabel staat altijd het volgende: ruw vet, ruwe celstof, ruw eiwit en ruwe as en soms het aandeel overige koolhydraten, wat niet gelijk staat aan zetmeel en suikers. Voor sportpaarden kan de soort energie in het voer van belang zijn voor de prestatie. Snelle sporten zoals racepaarden of dravers en polopaarden hebben baat bij een hoog aandeel zetmeel en suikers (± 400 g/kg) en langdurige minder snelle sporten, zoals endurance hebben baat bij een hoger vetgehalte (90-110 g/kg). Een flink aantal disciplines kunnen een combinatie gebruiken, deels Z&S en deels vet (250-350 g Z&S/kg, 60-80 g RV/kg). Werkt je paard nog niet op een hoog niveau (5-6 dagen per week zware training en regelmatig wedstrijden), dan kan een gemiddeld krachtvoer prima voldoen. Tussen de voerfabrikanten is er verschil in gehalten tussen basisbrok en sportbrok. Er zijn geen richtlijnen waar aan voldaan moet worden om een voer €˜sportpaardenvoer’ te noemen. En dus zie je in de praktijk voersoorten met een energie en eiwitgehalte die soms basisvoer heten en soms sportvoer. Let niet alleen op de naam van het voer, maar verdiep je even verder in het voerlabel. 

Tabel 1: Gemiddelde gehalten in krachvoer voor paarden, verplicht op voerlabel

Weende analysegemiddeld krachtvoermeest voorkomende variaties
Ruwe celstof, g/kg9555-150
Ruw eiwit, g/kg11095-140
Ruw vet, g/kg3624-55
Ruwe as, g/kg7560-100

  Tabel 2: gemiddelde gehalten in krachtvoer voor paarden, niet verplicht op voerlabel


gemiddeld krachtvoermeest voorkomende variaties
EWpa, per kg0,870,75-0,95
VREp, g/kg9075-105
Z&S, g/kg340250-420

Tegenvallende bespiering

Nog even naar het eiwit. Voor een goede spierontwikkeling is het onontbeerlijk dat paarden voldoende eiwit krijgen, maar ook voldoende essentiële aminozuren. Vooral dat laatste is niet altijd vanzelfsprekend. Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwit. Ontbreekt er een bepaald type, dan gaat de bouw niet verder. Niet alle aminozuren komen gelijk verdeeld in alle voedermiddelen voor. Sommige meer dan andere. Juist de schaarse aminozuren noemt men de essentiële aminozuren. Voor het paard zijn dat met name lysine, threonine en methionine. Deze specifieke aminozuren komen relatief beperkt voor in gras, hooi en granen. Geef je veel eiwit, bijvoorbeeld weidegang, dan is er geen sprake van een beperking in de voorziening van aminozuren. Maar is de totale eiwit niet erg hoog, maar bijvoorbeeld net voldoende, dan komt het er wel op aan wat de oorsprong is van het eiwit. Ruwvoer is tegenwoordig steeds vaker beperkt in eiwit. Het is net voldoende, maar voor het sportpaard ontbreekt het aan voldoende essentiële aminozuren. Omdat brok vooral is gemaakt van granen die ook niet zeer rijk zijn aan deze soorten aminozuren, levert dat niet voldoende aanvulling. Tenzij de eiwitkwaliteit in het krachtvoer is verbeterd door gebruik te maken van een andere eiwitbron, zoals soja of losse aminozuren. Op het label vindt je dit terug in de ingrediënten lijst (tabel 3). Let op: sojaolie en sojaschillen zijn geen eiwithoudende ingrediënten. 

Tabel 3: Ingrediëntenlijst van 2 sportpaardenvoersoorten

Sportvoer 1Sportvoer 2
TarwegriesGerst
Gepofte tarweTarwe
LuzerneTarwegries
HaverHaver
Gepofte gerstMais
SojaschillenLuzerne
SojaolieLijnzaad
TarweSojaschillen
RietmelasseHavergries
Gepofte maisSojaolie
Getoaste sojabonenRietmelasse
Geextrudeerd lijnzaad
Plantaardige olie

Voedingstoffen

De behoefte aan mineralen en spoorelementen stijgt iets door training (zie tabel 4). Zoals je ziet de een meer dan de ander. Omdat een rantsoen van ruwvoer en krachtvoer veel voedingsstoffen bevat, is het niet per se noodzakelijk bij zwaarder werk met supplementen extra veel mineralen en spoorelementen toe te voegen. Zeker als het sportpaard 3 of 4 kilogram krachtvoer krijgt, zijn de meeste behoeften wel gedekt. Je kan je dan afvragen of meer voedingstoffen geven wel een voordeel biedt. Veel paarden krijgen extra supplementen onder het mom €˜baadt het niet dan schaadt het niet’, toch is dat te betwijfelen. Afgezien van het feit dat een vergiftiging niet snel aan de orde is, moet het overschot aan voedingsstoffen wel €˜verwerkt’ worden in het lichaam; opgenomen, omgezet en uitgescheiden. Dit geldt ook voor magnesium. Vaak wordt overbodig extra magnesium aan het rantsoen toegevoegd. 

Tabel 4: Behoefte aan enkele mineralen en vitaminen per 100 kilogram lichaamsgewicht per dag


Ca, gP, gMg, gNa, gCu, mgFe, mgZn, mgSe, mgVit A, IEVit E, IE
Rust5,23,71,92,6231041040,33000100
Licht werk5,43,82,16,0231041040,34500200
Matig werk5,73,82,29,3261171170,34500200
Zwaar werk6,33,92,518,3291301300,34500300
Zeer zwaar werk6,83,92,825,0291301300,34500400

Gebrek aan zout

Ook al zweet het paard veel, de beperkte uitscheiding van magnesium wordt nog steeds gecompenseerd door de hoeveelheid in het rantsoen (grafiek 1). Het enige mineraal wat een paard dan echt tekort komt is natrium of eigenlijk natriumchloride, zout dus. Een gebrek aan zout kan verminderde prestaties en spierbevangenheid tot gevolg hebben. Een liksteen doet wel wat, maar bij veel zweetverlies en een zwaar trainings- of wedstrijdprogramma is zelf aanvullen beter. Tenslotte is vitamine E een essentiële voedingsstof waar een sportpaard in de hogere klassen meer van nodig heeft en die een rantsoen van hooi en krachtvoer niet automatisch voldoende bevat. Het krachtvoer voor paarden die internationale wedstrijden op hoog niveau lopen en ongeveer 4 kilogram krachtvoer krijgen, moet dan zeker minimaal 400-500 IE vitamine E per kilogram bevatten. Let op dat op het label vaak vitamine E in milligrammen wordt weergegeven en dit niet altijd gelijk is aan de actieve vorm die wordt weergegeven in de internationale eenheid, IE. Grafiek 1: Het rantsoen voldoet aan de energie- en eiwitbehoefte en aan de behoefte van calcium, fosfor en magnesium. Maar niet aan de natriumbehoefte.

Paarden met spierproblemen

Veel sportpaarden kampen weleens met spierstijfheid. Vaak een gevolg van een (te) zware training of wedstrijd of onvoldoende cooling down. Met rustig herstelwerk verbetert dit vanzelf. Heeft het paard onvoldoende bespiering of heeft het paard te vaak dit soort spierstijfheidsklachten, dan is een goede rantsoenbeoordeling op zijn plaats, naast een objectieve trainingsbeoordeling (train je niet verkeerd of te hard of past het zadel niet?). Sommige paarden zijn van zichzelf vrij heet en temperamentvol wat leidt tot te veel spierspanning met spierstijfheid tot gevolg. De rantsoen beoordeling maakt inzichtelijk of het paard alle noodzakelijke voedingsstoffen krijgt. Eiwit is nogal eens van een te matige kwaliteit of een te laag gehalte wat een goede spieropbouw belemmert. Maar ook het tekort aan zout en vitamine E kan de oorzaak zijn. Voor de te hete paarden geeft een rantsoen met een relatief laag zetmeel en suikergehalte en verhoogd aandeel vetten veelal een vermindering van de stress en daarmee ook vermindering van de spierspanning en spierstijfheid.

Balans

Het aandeel makkelijk verteerbare koolhydraten is dan nog steeds voldoende om een goede prestatie neer te zetten. De samenstelling van dit rantsoen komt wel nauw. Het is niet juist om krachtvoer te verminderen en plantaardige olie toe te voegen. Dan haal je het rantsoen uit balans, wat betreft eiwit en mineralen en vitaminen. Voor paarden met ‘echte’ spierbevangenheid is een goede analyse nodig om de oorzaak te achterhalen. En vooral om fouten in het rantsoen te corrigeren. Bij spierbevangenheid breekt het paard zijn eigen spieren af om als energiebron te gebruiken. Het kan komen door fouten en tekorten in het rantsoen, maar ook door genetische ‘fouten’. Dan blijft het paard, ondanks een optimaal rantsoen, terugkerende spierbevangenheid krijgen. Dit uit zich in plotseling ernstig zweten en niet verder willen met de training en soms ook in bruinverkleuring van de urine. Paarden mogen dan absoluut niet verder lopen, want elke stap betekent spierafbraak. Behandeling van de dierenarts is noodzakelijk en het herstel kan weken tot maanden duren. Een aanpassing in het rantsoen is vaak de enige optie om het paard in training te kunnen houden. Veelal komt dat neer op een zeer sterke reductie van de makkelijk verteerbare koolhydraten en een flinke toename van het aandeel vet (en vezels) in het rantsoen. Dit vraagt om een apart dieetvoer dat voldoet aan deze specifieke eisen (er is ook meer vitamine E nodig bijvoorbeeld).

Bron: De Hoefslag in samenwerking met dr. Anneke Hallebeek, specialist veterinaire diervoeding.

© DigiShots© DigiShots
© DigiShots© DigiShots