Afbeelding
Foto: Shutterstock

Alles over voeding (1): Insulineresistentie bij paarden, wat nu?

Verzorging Opvallend

Insulineresistentie komt tegenwoordig veel meer voor dan vroeger. Ook het mogelijke nadelige gevolg ervan: hoefbevangenheid. Vast staat dat insulineresistentie met name bij sobere rassen in de zomermaanden een verhoogd risico geeft op hoefbevangenheid. Ook wel ‘weide-gerelateerde hoefbevangenheid’ genoemd. Brengt dat met zich mee dat sobere rassen geen weidegang meer mogen hebben? Of is dat iets te snel door de bocht? Wat kan je doen om gezondheidsrisico’s te verminderen?

Advertisement

Haver

Tijdens een college aan studenten van de Universiteit in Wageningen over de keuze aan ingrediënten voor paarden komt steevast de vraag waarom haver zo graag aan paarden wordt gevoerd. Waarschijnlijk is het ooit een keuze geweest die gebaseerd is op beschikbaarheid en prijs. Nu bevat haver in vergelijking met andere graansoorten wat specifieke kenmerken die ze iets beter voor het paard geschikt maken. Haver is een vezelrijk graan met een iets lager zetmeel en suikergehalte dan gerst of tarwe.

Lange werkdagen

De laatsten werden en worden meer voor humane consumptie gebruikt. Tijdens lange veldtochten nam het leger een soort gebakken graankoeken mee in de zadeltassen voor de paarden. Ze waren lang onderweg en de paarden hadden geen tijd om veel te grazen. Ook voor paarden op een boerenbedrijf gold dat zij lange werkdagen maakten. Daardoor hadden ze een hoge energiebehoefte, maar onvoldoende eettijd om dit met gras of hooi te voldoen. Vandaar de haverzak.

Veranderingen

Gezien de veranderingen in het houden en gebruiken van paarden wordt wel steeds duidelijker dat tegenwoordig maar weinig paarden zoveel werk verrichten dat het voer een hoog aandeel zetmeel en suikers moet bevatten. Toch bestaan de ingrediënten voor paardenvoer nog wel vaak uit granen en graanbijproducten. Zijn deze voeders wel geschikt voor paarden die niet veel werken of voor paarden met verterings- of stofwisselingsklachten?

Alternatieven

In het uitgebreide assortiment paardenvoeders zijn tegenwoordig wel alternatieven te vinden, waar granen steeds vaker plaats maken voor vezelrijke ingrediënten, maar je moet dan wel goed zoeken en de labels lezen. Behalve dat overmatig zetmeel kan leiden tot verteringsklachten, kan de opname van veel glucose in het bloed (door afbraak van zetmeel en suikers in de dunne darm) effect hebben op de insulinehuishouding. Zeker als de spieren weinig hoeven te doen, kan de insulinegevoeligheid afnemen en is insulineresistentie een nadelig gevolg van een dieet met veel zetmeel en suikers.

Suikerrijk

Voor paarden en pony’s die sober van aard zijn, geldt dat zij aanleg hebben om insulineresistentie te ontwikkelen. Is dat eenmaal aan de hand, dan moet het rantsoen, afhankelijk van de oorzaak, aangepast worden. Niet alleen krachtvoer moet dan onder de loep genomen worden, ook ruwvoer kan suikerrijk zijn! 


Typische stand van een hoefbevangen pony

Hoefbevangenheid

Insulineresistentie komt tegenwoordig veel meer voor dan vroeger. Ook het mogelijke nadelige gevolg ervan: hoefbevangenheid. Veel wetenschappelijk onderzoek houdt zich hiermee bezig. Daaruit kunnen een aantal conclusies getrokken worden, maar nog veel blijft onbekend over de oorzaak en het mechanisme. Vast staat dat insulineresistentie met name bij sobere rassen in de zomermaanden een verhoogd risico geeft op hoefbevangenheid. Ook wel “weide-gerelateerde hoefbevangenheid€ genoemd. Brengt dat met zich mee dat sobere rassen geen weidegang meer mogen hebben? Of is dat iets te snel door de bocht? Wat kan je doen om gezondheidsrisico’s te verminderen?

Insulineresistentie

Wat is insulineresistentie? Insulineresistentie is een situatie waarin het effect van insuline is verminderd. Insuline is nodig om glucose te transporteren van het bloed naar de weefsels. Na het eten van een zetmeel- en suikerrijke maaltijd stijgt het glucosegehalte in het bloed, wat een signaal is voor betacellen in de eilandjes van Langerhans van de alvleesklier om het hormoon insuline te maken. Insuline is de sleutel van het slot, waardoor het deurtje opengaat om glucose de bloedbaan te laten verlaten naar spier- of vetweefsel. Bij insulineresistentie past de sleutel niet goed op het slot. Het duurt langer voordat het deurtje opengaat.

Vetophopingen

Meer insuline is nodig om uiteindelijk toch de glucose naar de weefsels te krijgen, waar het als energiebron gebruikt wordt (of in vet wordt omgezet). Sommige weefsels nemen glucose op zonder tussenkomoest van insuline. Door de insulineresistentie verandert de verdeling van glucose in het lichaam. Op korte termijn kan dit een gewenst effect zijn als bepaalde lichaamsdelen meer glucose nodig hebben (normale of fysiologische insulineresistentie). Maar langdurige insulineresistentie kan leiden tot vermagering ondanks dat er ook vetophopingen ontstaan. Langdurige insulineresistentie is nadelig voor de energievoorziening van het paard, het kan de betacellen uitputten (minder insulineproductie) en de hoge stijging van insuline in het bloed kan leiden tot hoefbevangenheid.Vooral dit laatste is een groot probleem dat veel gezien wordt bij paarden en pony’s in de zomermaanden. Dit heeft te maken met de combinatie van paarden en pony’s met insulineresistentie en gras met, soms plotseling, hoge suikergehalten.

Welke paarden krijgen insulineresistentie?

1. Sobere rassen hebben een erfelijke aanleg om zuinig met energie om te gaan.

Ze hebben minder energie nodig voor dezelfde prestaties als niet-sobere rassen. Oftewel bij dezelfde energieopname is er eerder sprake van een overschot en omzetting in vetreserves. Overgewicht kan insulineresistentie veroorzaken als gevolg van de productie van te veel ontsteking stimulerende stoffen door het vetweefsel. Niet elk paard met overgewicht krijgt insulineresistentie. Als je wilt weten of je te dikke paard een vergroot risico heeft om hoefbevangenheid te krijgen kan je overwegen insulineresistentie door je dierenarts te laten testen. Aan de andere kant is overgewicht een niet gezonde situatie voor het paard en is het beter het paard te laten vermageren. Hierdoor zal de insulineresistentie vaak verdwijnen.

2. Ook oudere paarden kunnen een overschot aan ontsteking stimulerende stoffen genereren.

Dit als gevolg van verouderingsprocessen en hebben daarmee een verhoogd risico op insulineresistentie.

3. Paarden en pony’s met PPID (Pituitary Pars Intermedia Dysfunction)

Zij produceren een overmatige hoeveelheid corticosteroïden. In overschot leiden deze hormonen tot insulineresistentie. Een behandeling kan de productie van corticosteroïden en de mate van insulineresistentie verminderen. Omdat PPID en veroudering vaak samengaan is het mogelijk dat de insulineresistentie blijvend is.

4. Heel veel krachtvoer geven is een oorzaak van insulineresistentie

Of dat in de praktijk een veelvoorkomende oorzaak is, is de vraag. De paarden die veel krachtvoer krijgen zijn meestal niet van een sobere ras en moeten vaak ook hard werken. Inspanning vermindert het risico op insulineresistentie.

5. Veel suikerrijk ruwvoer (en krachtvoer) kan een mogelijke risico factor zijn om insulineresistentie te ontwikkelen bij sobere rassen

Gras kan suikerrijk worden onder bepaalde weer- en groeiomoestandigheden. Ook hooi en kuilvoer kunnen een hoog aandeel suikers bevatten.

6. Equine Metabolic disease

Equine Metabolic disease wordt beschreven als een aandoening van vooral sobere rassen, soms met overgewicht, die insulineresistentie hebben en gevoelig zijn voor hoefbevangenheid.

Hoe merk je het aan je paard?

De verschijnselen van insulineresistentie zijn niet direct overduidelijk zichtbaar. Vaak zijn het geleidelijke veranderingen. De conditie vermindert, de vetophopingen zijn opvallend, vaak is het vet in de nek hard en stevig. Bij PPID kan de vacht veranderen, krijgt het paard langere haren en verhaart het minder makkelijk in het voorjaar. En natuurlijk het krijgen van hoefbevangenheid. Ook dat kan in gradaties optreden. De hoefsmid ziet soms al veranderingen in de witte lijn van de hoef (foto) voordat het paard zichtbaar kreupel loopt. Paarden die eerder hoefbevangenheid hebben gehad kunnen reageren op suikerrijk voer, door meteen weer kreupel of stijf te lopen of door warme hoeven. Soms kan je een kloppend bloedvat in de kootholte voelen. Je dierenarts kan insulineresistentie bepalen door middel van bloedonderzoek. Soms is deze bepaling vaker nodig om zekerheid te krijgen.  


Veranderingen in de witte lijn op de hoef duidt op hoefbevangenheid

Te behandelen?

Insulineresistentie is eigenlijk geen aparte ziekte. Maar meer een gevolg van andere oorzaken. Onder normale omoestandigheden krijgt een paard tijdelijk te maken met insulineresistentie in geval van een ernstige ontsteking of ziekte én tijdens de laatste maanden van de dracht. De functie van deze tijdelijke insulineresistentie is om de glucosewaarden in het bloed te verhogen om zo bepaalde gebieden van extra energie te voorzien (bijvoorbeeld het veulen). In deze perioden is het niet zinvol insulineresistentie te testen (ook niet bij acute hoefbevangenheid dus!). Deze insulineresistentie is tijdelijk van aard en geeft geen nadelige gevolgen.

Chronisch

Chronische insulineresistentie geeft wel nadelige gevolgen en moet als het kan bestreden worden. Dit kan bijvoorbeeld door het rantsoen aan te passen én het glucose verbruik te stimuleren, zoals meer beweging geven. Dat laatste kan uiteraard alleen als er nog geen sprake is van ernstige hoefbevangenheid. Daarnaast geeft verminderen van de vetmassa, oftewel vermagering, ook vermindering van insulineresistentie. Voor PPID is een medicijn beschikbaar die ervoor zorgt dat er minder corticosteroïden worden geproduceerd. Vermindering van insulineresistentie is dan het gevolg. Zowel bij vermagering na obesitas als bij behandeling van PPID kan het echter zijn dat de insulineresistentie niet verdwijnt. De rol van regelmatig beweging geven in de behandeling van insulineresistentie wordt nog weleens vergeten. Spieren nemen glucose op met behulp van een receptor die insulineafhankelijk is. Maar tijdens inspanning nemen de spieren ook glucose op zonder tussenkomoest van insuline. Dit kan een manier zijn om de hoge glucosewaarden in het bloed te laten dalen.

Beweging

Niet alle paarden met insulineresistentie hebben langdurig hoge glucose bloedwaarden. Door de insulineproductie te laten stijgen, lukt het vaak om de glucosewaarden op een gezond peil te houden. Maar een tweede positief effect van inspanning is dat de gevoeligheid van de insulinereceptor toeneemt en de insulineresistentie dus vermindert. Voor de mens geldt als advies bij insulineresistentie (voorloper van diabetes type 2) om dagelijks 30 minuten aan sport te doen. Veel paarden in Nederland bewegen erg weinig en worden niet dagelijks getraind. Waarschijnlijk is onvoldoende beweging een zeer belangrijke factor, samen met het soms suikerrijke rantsoen én het toenemend aantal paarden met overgewicht, voor het stijgende aantal paarden met insulineresistentie!

Geschikte voedermiddelen

Haver, gerst, tarwe en mais zijn voedermiddelen of ingrediënten van krachtvoer met een hoog zetmeel en suikergehalte. Of het teveel is voor het paard hangt onder meer af hoeveel je voert. En dan zelfs nog hoeveel je per maaltijd voert. Voor paarden met insulineresistentie geldt een eis aan de hoeveelheid zetmeel en suikers per maaltijd van maximaal ca. 0,3 g per kilogram lichaamsgewicht. De eis is niet op nul gesteld. Ten eerste omdat er bijna geen voedermiddelen zijn die geen zetmeel of suikers bevatten, ten tweede omdat een paard wel glucose kan gebruiken, als het maar gelimiteerd is.


Krachtvoer: zorg dat je weet wat de samenstelling is

Krachtvoer nodig?

Basisbrok bevat meestal rond de 250 (tot 350) gram zetmeel en suikers per kilogram. De adviesdosering ligt rond de 2-3 kilogram per dag voor een paard van 600 kg. Daar zijn de gehalten aan mineralen en vitaminen op aangepast. Om de limiet van 0,3 g Z&S/kg LG/maaltijd aan te houden, zou je dit paard 3 tot 5 keer per dag moeten voeren. Bevat het krachtvoer meer Z&S dan nog vaker! De vraag is of je paard krachtvoer nodig heeft. Met alleen ruwvoer zijn veel paarden prima op een gezond gewicht te houden. Maar ook ruwvoer bevat suikers. Ruwvoer neemt een paard geleidelijk op. Daarom is de eis van 0,3 g Z&S/kg lg/maaltijd is hier niet van toepassing. Wel is er een maximale hoeveelheid suikers toegestaan in ruwvoer voor paarden met insulineresistentie. Aan het voer kan je dit niet beoordelen zonder analyse. De totale suikerfractie in de analyse mag niet meer zijn dan 10-12% van de droge stof (100-120 g/kg ds).  

Gras

Onder bepaalde omstandigheden komen hogere gehalten voor in gras, kuilvoer en hooi. Deels ook afhankelijk van het soort gras. Gebruik voor paardenweiden speciaal samenstelde graszaadmengsels, die produceren minder suiker dan graszaden voor koeienweiden. Maar ook deze paardenweiden kunnen hogere suikergehalten krijgen, vooral als het gras stress heeft en niet kan groeien. Zoals tijdens droogte of door gebrek aan stikstof (bemesting). Omdat het niet is te meten en suikergehalten dagelijks of zelfs per uur kunnen veranderen, geldt voor paarden met insulineresistentie een streng weidebeleid. Beperkte weidegang, eventueel met graasmasker, op bepaalde uren van de dag en in geval van extra risico (droogte) geen weidegang.

Zelf rantsoen samenstellen

Dan zijn er nog de enkelvoudige voedermiddelen waar je zelf een rantsoen mee kan samenstellen of die je als extra kan geven. Ook daarvoor kijk je naar de zetmeel en suikergehalten die het bevat en de dosering die je wilt geven of het mogelijk is. Omdat je meestal combinaties maakt, zal een rantsoenberekening nodig zijn of het geheel voldoet aan de zetmeel&suiker eis, maar ook aan de mineralen- en vitaminenbehoefte van het paard.  

Tabel Zetmeel en suikergehalte (per kg droge stof en per kg vers product) in enkelvoudige voedermiddelen

Droge stofgehalteZ&S per kg droge stofZ&S per kg vers product
bietenpulp8988778 (ca 15 g in 1 kg geweekte pulp)
zemelen883235208
wortelen11334539
Lijnzaad9135046
Plantaardige olie99500
haver889465413
Tabel Suikergehalten in ruwvoersoorten

Droge stofgehalte per kgSuikergehalte per kg droge stofvariatie
Hooi, grof8675611-95
Hooi, gemiddeld85010348-160
Hooi, fijn83412457-197
Kuilvoer, grof7177717-140
Kuilvoer, gemiddeld66710127-178
Kuilvoer, fijn56510911-202
Gras, standweide1779632-240
Luzerne (Hartog)83067

 Insulineresistentie, wat kun je wel voeren?

Omdat insulineresistentie meestal niet alleen komt en omdat het rantsoen afhankelijk is van de situatie waarin het paard zich momenteel bevindt zijn er meerdere situaties denkbaar.

Situatie 1: IR door overgewicht 

Om de insulineresistentie én het risico op hoefbevangenheid te verbeteren moet het paard gewicht gaan verliezen.

Minder eten en meer bewegen klinkt eenvoudig, maar blijkt in de praktijk toch een zware dobber. Het proces gaat enkele maanden duren. Dat vergt een goed aanvalsplan wat voor (met name) de eigenaar vol te houden moet zijn en succes garandeert. Niets zo frustrerend als langdurig je best doen zonder resultaat. Of met een verkeerd resultaat. Je kan namelijk een paard laten vermageren door gewoon heel weinig te voeren, maar daarmee riskeer je spierverlies, gevoeligheid voor infecties (minder weerstand), stalondeugoeden (verveling) en zelfs maagzweren! Het plan bevat een uitgebalanceerd dieet met beperkt energie, voldoende vezels, eiwit en mineralen en vitaminen. Omdat het rantsoen weinig energie bevat, is het automatisch ook laag in zetmeel en suikers. Een opbouwend trainingsschema vergroot de energiebehoefte, stimuleert vetzuurverbranding en verbetert de insulinegevoeligheid. Schakel geleidelijk over naar een energiearm dieet, neem daar 2 weken de tijd voor. Plotseling minder energie geven kan namelijk een vetstofwisselingsstoornis geven en dat loopt vaak slecht af. Laat het dieet door een deskundige samenstellen. De body condition score verandert in het begin nog niet veel. Dit komt omdat het paard ook in de buik een vetreserve heeft, die je niet ziet en dus ook niet ziet verminderen. Volhouden en uiteindelijk zal ook de vetlaag onder de huid afnemen en kan je de ribben beter voelen. Laat voor de zekerheid de insulineresistentie testen om zeker te weten dat dit is verbeterd. En natuurlijk blijf je nu goed op de body condition score letten en hou je je paard lekker in beweging.

Situatie 2: IR door PPID 

Is PPID de boosdoener van de insulineresistentie, dan kan dit nog overgaan als je paard medicijnen krijgt.

De medicijnen genezen het paard niet van PPID, maar zorgen wel voor een betere hormonale balans en daarmee vermindering van insulineresistentie. Het medicijn is dus geen kuur maar een blijvende dagelijkse toediening. Deze paarden hebben vaak last van vermagering. Is de insulineresistentie weg dan is heel suikerarm gras of hooi niet nodig. Toch blijft het opletten met weidegang en krachtvoer. Geef een gemiddelde kwaliteit ruwvoer, hooi of droog kuilvoer (’haylage’, droge stofgehalte rond 60-65%). En een vetrijk krachtvoer met relatief laag zetmeel en suikergehalte (minimaal 6% ruw vet en maximaal 250 g Z&S).

Situatie 3: IR door veroudering.

Dit gaat meestal ook gepaard met vermagering. Door gebitsproblemen kan ruwvoer nu een probleem worden om goed te kauwen. Gras is vaak wel mogelijk. Een duivels dilemma dus. In de ochtenduren is het gras minder suikerrijk (behalve na nachtvorst). De snelheid van grasopname zal redelijk laag zijn, daarmee zijn ook minder hoge suikerpieken (en insulinepieken) in het bloed te verwachten. Maar geef naast beperkte weidegang ook extra energie in de vorm van een speciaal seniorvoer, bijvoorkeur in meerdere porties per dag. Met extra vezels, vetten plus een aangepaste dosering mineralen en vitaminen om de gezondheid en weerstand te ondersteunen.

Situatie 4: IR en geen andere afwijkingen 

Eventueel vetophoping zonder echte obesitas kan een gevolg zijn van eerder overgewicht.

Soms verdwijnt de insulineresistentie namelijk niet. Beperking in energie en voeropname is nu niet meer nodig. Maar wel beperking in de opname van zetmeel en suikers. Wederom is weidegang een risico. Met een graasmasker verminder je de opnamesnelheid en zou je het paard toch enkele uren weidegang kunnen geven. Het hooi kan je laten analyseren. Is het hooi iets te suikerrijk (tot ca 125-135 g suiker/kg ds) dan kan dit voldoende verlagen door het ongeveer 30-60 minuten in (warm) water te laten weken. Let op dat je dan ook een vermindering krijgt van eiwit, mineralen en vitaminen. Met een berekening van de combinatie aan voedermiddelen in het totale dagrantsoen weet je wat en hoeveel je moet aanvullen. Voor situatie 2-4 is extra beweging altijd een manier om de insulinegevoeligheid te verbeteren. Een topprestatie is niet nodig, maar minimaal 30 minuten flink aan de wandel kan al bevorderlijk zijn. Alles wat meer kan is meegenomen.

Situatie 5: IR en hoefbevangenheid

Heeft het paard of de pony hoefbevangenheid dan is de mogelijkheid tot extra beweging in eerste instantie zeer beperkt. Met speciaal beslag en afhankelijk van de ernst is later werk wel weer mogelijk. In de acute fase zal de dierenarts pijnstillers geven en advies hoe en waar het paard te stallen. Omdat het paard nu een (soms zware) acute ontsteking heeft is extra zorg nodig om voldoende ondersteunende voedingsstoffen te geven. Zet nu het paard niet op een streng vermageringsdieet, maar voer het voldoende met in water geweekt ruwvoer (1,25-1,5 kg ds per 100 kg lichaamsgewicht per dag) eventueel wat extra luzerne om voldoende eiwit te geven plus een supplement met mineralen en vitaminen. Is de acute fase voorbij dan kan een te dik paard op een vermageringsdieet gezet worden. Is het paard in normale conditie, dan is ‘suikercontrol’ erg belangrijk. Alleen producten met weinig suikers geven en de hoeveelheden in meerdere porties over de dag verdelen. Het belangrijkste blijft het ruwvoer. Probeer een geschikte kwaliteit te vinden en daar een grote voorraad van in te slaan. Geef je daarnaast een mineralen en vitaminen supplement dan kan dit een compleet rantsoen opleveren.

Extra supplementen

Als je zeker weet dat het paard voldoende krijgt wat nodig is, is het de vraag of extra toevoegen van specifieke voedingsstoffen (magnesium en/of chroom bijvoorbeeld) verbetering gaat opleveren van de insulineresistentie. Veel rantsoenen van paarden die weinig krachtvoer krijgen kunnen te laag zijn in sommige mineralen, vitaminen en spoorelementen. Uiteraard verdient dat verbetering. Niet van één element, maar van alle noodzakelijk voedingsstoffen. Maar bevat het rantsoen wel alle voedingsstoffen, dan is extra niet altijd beter. Als je supplementen wilt gebruiken, zorg dan dat het veilig is en niet leidt tot tekorten of overschotten van andere elementen.   

Bron: De Hoefslag in samenwerking met Anneke Hallebeek, dierenarts, specialist veterinaire diervoeding 

Onbeperkt gras eten is voor een paar dat gevoelig is voor insulineresistentie af te raden.Voeding paardTypische stand van een hoefbevangen ponyWitte lijn op de hoef duidt op hoefbevangenheidBCS Body Condition Score
Onbeperkt gras eten is voor een paar dat gevoelig is voor insulineresistentie af te raden.Voeding paardTypische stand van een hoefbevangen ponyWitte lijn op de hoef duidt op hoefbevangenheidBCS Body Condition Score
Onbeperkt gras eten is voor een paar dat gevoelig is voor insulineresistentie af te raden.Voeding paardTypische stand van een hoefbevangen ponyWitte lijn op de hoef duidt op hoefbevangenheidBCS Body Condition Score