Foto ter illustratie
Foto ter illustratie Foto: Remco Veurink

Hoefbevangenheid en voeding

Verzorging Opvallend

Het houden van een paard dat hoefbevangenheid heeft gehad kent zijn uitdagingen, maar het is ook mooi om een paard te zien opknappen en terugkeren naar zijn normale ‘werk’. Na een episode van hoefbevangenheid blijft een paard vaak gevoelig voor suikers en zetmeel in het dieet; de zogenaamde niet-structurele koolhydraten, ofwel NSC (non-structural carbohydrates). Het NSC-gehalte zo laag mogelijk houden, dat is dan ook een van de belangrijkste pijlers van het management van een ex-hoefbevangen paard.

Advertisement

Geen, weinig en/of speciaal krachtvoer

Normaal krachtvoer is per kilo de grootste bron van voornamelijk zetmeel. Hoe meer een paard hiervan binnenkrijgt, hoe minder goed dit wordt verteerd en hoe groter de kans op een nieuwe episode van hoefbevangenheid. Voor de energie is plantaardige olie een betere optie. Voor vitamines en mineralen zijn supplementen beschikbaar en speciaal krachtvoer met een extra laag zetmeel- en suikergehalte kan ook uitkomst bieden. Probeer het gebruik van normaal krachtvoer tot een minimum te beperken.

Aangepast ruwvoer

Grashooi en -kuil bevatten geen zetmeel, maar kunnen wel vol zitten met suiker. Het suikergehalte in hooi is vaak hoger dan in kuilgras, maar de algemene samenstelling van kuilgras kan ook weer verstoringen in de darm veroorzaken. Hooi kan worden geweekt om het suikergehalte te verlagen. Graszaadhooi wordt vaak gezien als ‘arm’ hooi, maar kan juist nog veel meer suiker bevatten en is dus lang niet altijd geschikt. Luzerne is vaak wat armer aan suiker. Stro kan altijd met mate worden bijgevoerd. Laat ruwvoer voor een ex-hoefbevangen paard bij voorkeur analyseren, zodat je weet wat je voert!

Aangepaste weidegang

Een ‘normaal’ weiland bevat meestal teveel suiker voor een ex-hoefbevangen paard. Inzaaien met een speciaal graszaadmengsel en goed onderhoud van het weiland (beregenen, bemesten, voorkomen van overbegrazing) zorgen voor geschikt gras. Dit is soms echter niet afdoende; vaak is ook nog nodig om de graasduur te beperken, zodat de suikerinname zo laag mogelijk blijft. Een graasmasker is in veel gevallen een uitkomst. Bij een paard dat hoefbevangen is geweest, moeten rantsoenwisselingen tot een absoluut minimum worden beperkt. Overgangen moeten extra langzaam worden doorgevoerd. Alles om verdere verstoring van de darmflora te voorkomen; daar ligt immers een belangrijke oorzaak van hoefbevangenheid.

Bron: De Hoefslag