© DigiShots
© DigiShots

Blessureherkenning begint bij anatomische kennis van je paard

Verzorging Opvallend

Weet jij waar de knieën van je paard zich bevinden? Welke spieren vormen de hamstrings? Hoe kun je zien of jouw paard een blessure heeft? Op deze en andere vragen geeft Judith van Aarle-van Hal antwoord. 

Advertisement

In deze interactieve workshop wordt kennis gemaakt met de anatomie van het paard, door de verschillende botten en spieren op een echt paard te krijten. Daarnaast wordt uitgelegd hoe de meest voorkomende sportblessures bij paarden te herkennen en te voorkomen. Tenslotte wordt duidelijk gemaakt hoe een goede warming-up en cooling-down zijn opgebouwd.

Theorie

De workshop begint met een kort stukje theorie. Aan de hand van duidelijke afbeeldingen laat Judith zien hoe het skelet van een paard eruit ziet en waar dezelfde botten en gewrichten zich bij de mens bevinden. 

Hoewel een paard op vier benen loopt en een mens rechtop, is ons skeletstelsel niet eens zo verschillend. Soms zijn wat botten met elkaar vergroeid, maar in aanleg zijn ze dan nog terug te vinden. Zo is de zwilwrat een overblijfsel van onze duim en het spoortje een overblijfsel van de pink. Ook de functie van de gewrichten kunnen wat verschillend zijn. Ons schoudergewricht, bijvoorbeeld, is een kogelgewricht en bestaat uit een kop (opperarmbeen) en een kom (schouderblad). 

Hierdoor zijn wij in staat om met onze arm een grote draaibeweging te maken. Bij het paard ligt het schouderblad meer plat langs het bovenlichaam en wordt door banden en spieren op zijn plaats gehouden. Hierdoor kan een paard zijn benen functioneel gezien alleen naar achter en voor bewegen. 

Een lenig paard kan wel zijgangen maken, maar een paard kan niet net als een mens zijn been vanuit zijn schoudergewricht naar de zijkant bewegen. Bij springpaarden is de schoudergordel een veel voorkomende plek van blessures. Doordat het gewricht eigenlijk naast zijn lichaam zit en het bovenbeen niet door een ander bot wordt tegengehouden, moet het paard zijn schoudergordel bij elkaar houden met zijn spieren en banden, ook tijdens de landing na een hindernis. 

Het is dan ook heel belangrijk om een goede opbouw te maken voor springpaarden zodat zij hun spieren juist kunnen ontwikkelen. Verder spreekt het voor zich dat een paard niet elke dag over hindernissen moet worden gestuurd en dat het na een zware springtraining of parcours de kans moet krijgen om zijn spieren en banden tot rust te laten komen.

Anatomie

De wervelkolom van een paard bestaat uit zeven nekwervels, achttien borstwervels en vijf lendenwervels. Vergeleken bij de mens heeft een paard zes extra borstwervels. De lendenwervels zijn de zwakste schakel in de rug omdat die niet de ondersteuning hebben van de ribben, achterhand of voorhand. 

Vandaar dat het belangrijk is dat het gewicht van de ruiter niet voorbij de borstwervels komt te liggen. Van Aarle geeft het belang aan van het begrijpen van de bouw van je paard om zodoende een correcte training te kunnen samenstellen en om blessures te voorkomen. Als fysiotherapeute wordt zij veel ingeschakeld bij rugklachten en bekkenscheefstanden van het paard. Soms is een trauma (val) de oorzaak, maar meestal een verkeerde manier van trainen. 

Als je scheef op je paard zit, of één sterkere hand hebt, belast je het paard ongelijk waardoor klachten ontstaan. Op den duur merk je als ruiter dat het paard makkelijker de ene kant op buigt dan de andere kant of makkelijker in een bepaalde galop aanspringt. Dan is het hoog tijd voor een evaluatie.

Buikspieren trainen

In de training hebben we als doel om de rug (bovenlijn) sterk te maken zodat het paard de ruiter makkelijk kan dragen. Maar een jong paard heeft nog geen sterke rug en zal zijn rug hol willen maken onder het ruitergewicht. Het paard moet dus leren zijn ruiter te dragen en zijn bovenlijn bol te maken. Daarbij moet hij ook sterke buikspieren krijgen. 

We weten allemaal dat we als mens sit-ups kunnen doen om onze buikspieren te trainen. Daarbij brengen we ons hoofd naar de richting van onze benen (of andersom). Bij paarden train je de buikspieren eigenlijk net zo. Hij moet zijn hoofd naar beneden brengen en (heel belangrijk!) zijn achterbenen meer in de richting van zijn hoofd brengen. Hij moet dus actief ‘ondertreden’. Daardoor traint hij niet alleen zijn buikspieren, maar wordt ook zijn rug sterker. 

Verder ontlast hij zijn wervelkolom door het opbollen van de rug en dit voorkomt blessures. Onmiddellijk ontstaat onder de cursusleden een discussie over het diep instellen van paarden. Judith geeft aan dat het niet voor elk paard is weggelegd om zo diep te worden ingesteld. Ze geeft aan dat topruiters die het toepassen meestal paarden hebben die het lichamelijk aan kunnen en goed weten waar ze mee bezig zijn. 

In tegenstelling tot het gros van de ruiters die niet over de knowhow en juiste paarden beschikt. De grote fout die dan gemaakt wordt, is dat het paard alleen voor rond gereden wordt maar achter niet voldoende ondertreedt. In dit laatste geval kantelt het paard zijn bekken niet. Daarmee sla je de plank dus totaal mis omdat het doel zou moeten zijn om het bekken te laten kantelen, zodat de rug wat opgedrukt kan worden! 

Na de theoretische uiteenzetting ‘Tips om blessures te voorkomen’, die op sommige punten interessante discussie opwekt tussen de cursisten onderling en de docente, begeeft de groep zich weer naar de rijhal. 

Met behulp van een paard, demonstreert de fysiotherapeute een aantal oefeningen die je kunt doen om uit te vinden of je paard aan de ene zijde leniger is dan aan de andere. Zij adviseert om op regelmatige basis je paard na te kijken op deze manier zodat je kunt zien of hij zich symmetrisch ontwikkelt, of dat er ergens problemen zijn. 

Ook eenmaal per week aan de longe is een nuttige manier van trainen. Je geeft niet alleen beweging maar kunt van de grond ook beoordelen of je paard correct loopt en of hij bijvoorbeeld alle twee zijn achterbenen evenveel onderbrengt. Met deze informatie kan je het trainingsdoel weer bijstellen. Elk paard heeft een natuurlijke scheefheid en het is aan ons, ruiters, om de symmetrie te optimaliseren.

Tips om blessures te voorkomen

Trainingleer

Een doel stellen op lange en korte termijn. Het doel elke keer dat je gaat rijden bij stellen als het paard niet goed voelt. Dat maakt het verschil tussen paardrijden (’ik stap op en ik zie wel’) en trainen (’ik wil het linkerachterbeen sterker maken en doe dat door steeds een stukje schouder voor te oefenen zodat hij zijn achterbeen beter onder moet zetten’). 

Een training moet altijd passen bij de leeftijd en het niveau van een paard, gedoseerd opgevoerd worden en ook aandacht geven aan de mentale fitheid van je paard. Laat je niet verleiden door een getalenteerd jong paard. Botten, pezen en spieren hebben de tijd nodig om sterk te worden. Investeer in een brede basis, daarop kan je verder bouwen. Zorg altijd voor een goede warming-up en cooling-down.

Hoefbeslag:

Zorg dat het paard op tijd naar een kundige hoefsmid gaat. Laat niet té veel corrigeren bij eventuele scheefstand. 

Management

Hoe stal ik mijn paard, mag hij in de wei en wil ik dan dat hij met soortgenoten staat? Welk eten geef ik en hoe vaak? Gebruik ik beenbeschermers en spuit ik hem af na het rijden? Op welke bodem train ik en bij welke trainer? Dit zijn slechts enkele vragen die je jezelf zou moeten stellen in het kader van het welbevinden en blessurepreventie van je paard. 

Zadel:  

Past het zadel goed op mijn paard, wie heeft genoeg kunde om dat (voor mij) te beoordelen? Zit ik zelf ook lekker in dit zadel en geeft het mij de kans om zo optimaal mogelijk mijn hulpen te geven? Het zadel kan een grote veroorzaker zijn van rugblessures bij paard en ruiter. 

Houding en zit

Iedereen heeft een bepaalde bouw en natuurlijk e houding dus het is niet zinvol om in een geforceerde houding op je paard te zitten. Als je brede schouders hebt, is het niet zo erg als je ellebogen wat uit steken, bijvoorbeeld. Want als je ze tegen je lijf zou drukken, geeft dat spanning die je weer doorgeeft aan je paard. Het belangrijkste is dat de ruiter zijn paard niet hindert, dat hij een gewicht heeft dat bij het paard past en zijn beweging goed kan volgen. 

Tekst: Natasha Bruinsma

Foto: Remco Veurink e.a.