Afbeelding
Foto: Remco Veurink

Controle (Maikel van der Vleuten)

Algemeen
Advertisement
€˜Veel vragen hebben betrekking op paarden die hard onder de ruiter uitlopen zodra ze een hindernis in het vizier krijgen. Andere paarden lopen achter het bit of zijn te sterk in de mond. Ik zie zelf ook vaak dat de controle in B en L parcoursen vaak nog ver te zoeken is. Vaak wordt geprobeerd de moeilijkheden naar voren toe op te lossen, terwijl even wachten en een galopsprong meer rijden meestal een betere oplossing is. Daarvoor ontbreekt echter de controle. Op zo'n moment moet je werken aan de dressuurmatige basis, die elk paard moet hebben. Op dit niveau moet elk paard een gecontroleerd parcours kunnen lopen op een normale trens. Maar ook op hoger niveau speelt het controleprobleem. Ik heb enkele hete paarden die ik op 1.50m niveau uitbreng. Die heb ik thuis dressuurmatig voor 90% voor elkaar. Maar als ze fanatiek meewerken in een parcours worden ze mij €“ in hun ijver €“ soms toch te sterk. Dan probeer ik wel eens een ander bit dan een gewone trens. Daarmee maak ik het mezelf wat makkelijker, maar de enige echte oplossing is toch dat je je paard dressuurmatig beter onder controle moet zien te krijgen. Daar blijf ik thuis op doorwerken.
Meer controle
In andere afleveringen kwamen oefeningen als tempowisselingen en de grote volte verkleinen en vergroten al aan de orde om meer controle te krijgen en je paard zijn gewicht meer op de achterhand te laten dragen. Om meer controle te krijgen kun je dat werk uitbreiden door een paar kleine hindernisjes in de baan te zetten. Als je een lijntje neerzet waar je in normaal tempo in zes galopsprongen doorheen gaat, kun je er naartoe werken om dat vanuit een lager tempo in acht galopsprongen te doen. [pull_quote_right]Het is belangrijk dat je er vooral op let dat je paard ontspannen blijft[/pull_quote_right]Of vanuit hoger tempo in vier galopsprongen. Dit werk kun je verder uitbreiden door de hindernissen te verplaatsen. Je kunt ze bijvoorbeeld op de grote volte zetten, of in een gebroken lijn. In dit werk kun je je fantasie gebruiken. Dat houdt het ook afwisselend. Het is belangrijk dat je er vooral op let dat je paard ontspannen blijft. Tussen de sprongetjes in kun je af en toe eens een volte rijden, of een overgang maken. Daarmee voorkom je dat je paard na het eerste sprongetje door gaat trekken naar het tweede. Met dit soort werk leer je een paard attent te blijven op de ruiter. Daardoor kun je gecontroleerd schakelen en zal dat ook gemakkelijker gaan in het parcours. Dit werk blijft vanaf de B tot en met Grand Prix niveau heel belangrijk en komt daarom bij ons op stal steeds terug.
Gerust wat lang laten
Dressuur maakt een paard sterker. Als je jezelf daarin verdiept, leer je met welke oefeningen je welke spiergroepen sterker maakt. Daarnaast is een dressuurmatig goed gereden paard attent op zijn ruiter, en reageert daardoor scherp op de gegeven hulpen. Dat geeft in een parcours controle. Ik krijg zelf op zeer regelmatige basis dressuurles van rli Bril, de vader van springruiter rlof Bril. rli Bril is een man van de oude stempel, in de goede zin van het woord. Hij hecht aan een correcte basis in het rijden en komt daar steeds op terug. Als de basis van het rijden goed is en je de tijd neemt om die te bevestigen, kun je daar steeds op terugvallen. Op het moment dat er ergens iets fout gaat in het rijden, neem dan een stap terug en werk van daaruit weer verder. De eerste vereiste in het rijden is dat je paard vooruit wil, voorwaarts is. Van daaruit kun je met je hand in gaan werken en overgangen en wendingen maken. Dan ben je al met enkele belangrijke zaken bezig: je paard moet voorwaarts gaan op het been, terugkomen op een ophouding en links en rechts gaan op lichte aanwijzingen. Het lijkt allemaal heel simpel €“ en in feite is het dat ook €“ maar je moet wel de discipline opbrengen en de tijd nemen om zo elke dag opnieuw met elk paard te beginnen. Bijkomend voordeel is, dat het meteen een mooie warming-up is. Hierbij mogen de paarden gerust wat lang lopen, om ze even later wat meer op te pakken en naar de verzameling toe te werken. Daarbij maken we weer veel gebruik van tempowisselingen, waarbij het paard als het ware in- en uit elkaar schuift en afwisselend met hoofd en hals laag loopt of meer verzameld bovenin. In dit werk wordt een paard nageeflijk vanuit de kaak en kun je met been en zit je paard naar de hand toe rijden. Dan gaat je paard als het ware in de hand liggen. Het is hier allemaal vlug verteld, maar dit is een proces waar veel tijd overheen gaat. Het uiteindelijke doel is een paard te krijgen dat mooi los bovenin gaat lopen wanneer je met zit en been tegen een stille hand aanrijd. En als de hand naar voren gaat zal het paard met de mond de hand ook naar voren toe volgen, zonder in de hand te gaan hangen. Het contact tussen de ruiterhand en de paardenmond moet voor beiden prettig zijn.
Aanleuning zoeken
Ik heb het tot nog toe vooral gehad over paarden die van zichzelf goed voorwaarts zijn. Maar veel problemen hebben als oorzaak dat een paard niet voldoende voorwaarts is, of onvoldoende reageert op voorwaartse hulpen. Achter het bit lopen, waarbij het paard zich aan het bit onttrekt door geen aanleuning te nemen en zich opkrult in de hals is een vaak voorkomend probleem bij paarden die onvoldoende voorwaarts zijn. In het parcours wreekt zich dat vaak als zo'n paard voorwaarts gereden moet worden. Dan zie je vaak dat ze juist weer door de hand heenlopen en er dus geen controle is. Op de sprong zie je dat ze niet in de hand durven te springen en het hoofd niet laten zakken, wat springen zonder goed ruggebruik oplevert.[pull_quote_right]Veel ruiters durven geen aanleuning te zoeken wanneer een paard achter het bit loopt[/pull_quote_right] Veel ruiters durven geen aanleuning te zoeken wanneer een paard achter het bit loopt, maar dan heb je geen verbinding meer tussen hand, been en zit. Je zult dus toch aanleuning moeten zoeken en tegelijk stevig voorwaarts moeten rijden. Op een gegeven moment gaat het paard de hand dan toch opzoeken. De oplossing is eigenlijk simpel. Maar je moet wel heel consequent blijven, om niet in de oude fout terug te vallen. Dit is een typisch basisprobleem dat vaak onderschat wordt. Zolang de hindernissen niet te hoog zijn en er weinig technische moeilijkheden in de parcoursen zitten, lukt het allemaal nog wel. Pas als het moeilijker wordt komt het probleem tot uiting. Juist om dit soort problemen vroegtijdig te onderkennen en op te lossen is het goed voldoende aandacht te besteden aan het dressuurmatige rijden. Het vinden van een goede dressuurinstructeur is echter moeilijk. Er zijn veel instructeurs die zich voornamelijk richten op het rijden van de kunstjes die gevraagd worden in dressuurproeven. Een springruiter heeft een instructeur nodig die zich richt op de zaken die een springruiter nodig heeft: Een paard fijn los kunnen werken en zorgen dat het goed aan de hulpen staat. Dat is allemaal niet zo spectaculair en de mensen die dat goed over kunnen brengen staan meestal ook niet zo op de voorgrond. Het is bovendien niet spectaculair om bij zo iemand te lessen, de resultaten zijn immers niet meteen zichtbaar. Maar op de lange termijn heb je er veel profijt van.' | Tekst: Toin Diks / Foto's Remco Veurink/Dirk Caremans