Afbeelding
Van der Vleuten Michael Stal Van der Vleuten Mierlo 2009 Photo © Hippo Foto

Goede basis (Maikel van der Vleuten)

Algemeen
Advertisement
Naarmate ruiter en paard vorderen worden meer eisen gesteld aan de uitvoering van de oefeningen. Veel hoger worden de hindernissen nog niet. In-uit werk en dressuur speelt een belangrijke rol in de springtraining. €˜Om in balans te leren zitten, je gevoel voor ritme te ontwikkelen en oog te krijgen voor de sprong is het rijden van een lijntje dat bestaat uit een paar drafbalken, gevolgd door enkele in-uitjes en op een of twee galopsprongen daarachter een iets hoger hindernisje een mooie oefening (zie foto's). Die oefening kan uitgebreid worden door twee of drie galopsprongen verder nog een hindernisje te plaatsen. Een simpele manier om zo'n lijn te bouwen is beginnen met een aantal drafbalken die steeds op anderhalve meter afstand op de grond liggen. Wanneer je de een na laatste balk wegneemt en gebruikt om in combinatie met de achterste balk een hindernisje te bouwen heb je gelijk de goede afstand. Zo bouw je steeds verder uit, totdat je een lijntje hebt van in-uitjes die allemaal op drie meter afstand staan. Zorg wel dat je altijd minimaal drie drafbalken laat liggen, op die manier komen de paarden altijd goed in. Ik ga uit van de afstanden voor paarden. Voor pony's zijn de afstanden afhankelijk van de grootte van het dier. Ik bouw het liefst kruisjes in dit werk, daarmee leer je paard en ruiter van meet af aan in het midden over de hindernissen springen. Dit werk blijft door de hele opleiding heen een belangrijke rol spelen, zowel voor de ruiter als het paard. Ook een ervaren ruiter kan in dit werk aan zijn houding en zit werken: Ontspannen recht boven het paard zitten met een stille beenligging, vloeiend meegaan in de beweging, de mond van het paard blijven volgen en vooruit blijven kijken zijn aandachtspunten die altijd terug blijven komen. Voor het paard is dit werk een prima gymnastiekoefening waarin het de rug goed leert welven met gebruik van hoofd en hals als balans, kracht in de achterhand ontwikkelt en de beentechniek ontwikkelt. Maar ook de reactiesnelheid (de reflexen) wordt ontwikkeld, het paard wordt vlug met de benen.
Hogere eisen
In een vorige aflevering liet ik beginnende ruiters al een parcoursje rijden over hele lage hindernisjes. Naarmate de ruiters vorderen kunnen de hindernisjes wat hoger worden en wordt het hele parcours in galop afgelegd. De eisen die aan de ruiters gesteld worden kunnen ook omhoog: Ze moeten leren de hindernissen in het midden aan te rijden, recht naar de hindernis toe te rijden en ook na de hindernissen een paar galopsprongen rechtuit blijven rijden. Dat klinkt simpel, maar om dat te kunnen moeten de ruiters al redelijk onafhankelijk op hun paard zitten en bewust been- en teugelhulpen kunnen geven. De onderlinge afstanden waarop de hindernissen staan blijven nog steeds passend. Daarbij komt het belang van een goede lesgever weer om de hoek kijken: [pull_quote_right]De lesgever moet vooral in kunnen schatten wat ruiter en paard aankunnen[/pull_quote_right]Hij moet immers de maten kennen en inzicht hebben hoever een hindernis uit een hoek moet staan en wat de afstand moet zijn tussen twee hindernissen. Maar de lesgever moet vooral in kunnen schatten wat ruiter en paard aankunnen. In dit stadium is het verleidelijk meer te vragen. Ruiters willen zichzelf ook wel eens overschatten en op eigen gelegenheid meer doen dan ze kunnen. Dat kan weigeringen of een val opleveren waardoor het vertrouwen geschonden wordt. In deze fase haken de meeste beginnende springruiters af! Voor een jong paard verloopt de springopleiding in grote lijnen hetzelfde. Ook met een jong paard is het verleidelijk om te vroeg al te veel te vragen. Ook dan kost het weer veel tijd en moeite om het vertrouwen te herwinnen. Voor zowel paard als ruiter geldt gedurende de hele opleiding: ga pas verder als de voorgaande fase goed bevestigd is.
Dressuur
Ik gaf aan belang te hechten aan het in een rechte lijn springen van een hindernis. Het is voor een paard de gemakkelijkste manier om over een hindernis te springen. Het verkleint bovendien de kans dat een paard langs de hindernis schiet of tegen de staander aanspringt. En op deze manier leert een ruiter gecontroleerd aanrijden. Later in de opleiding kan hij vanuit deze basis ook leren schuin naar een hindernis toe te rijden. Na de hindernis rechtdoor rijden zorgt ervoor dat het paard met de achterhand de sprong af blijft maken. Als een paard te veel met de wending bezig is wil dat er wel eens bij inschieten. Wanneer het paard de achterhand te snel laat zakken zal dat op dit niveau nog niet zo vlug een fout opleveren, maar als het wat hoger wordt wel. Dit is een typisch voorbeeld van iets dat in de basisopleiding vaak te weinig aandacht krijgt en later problemen oplevert. Een verkeerd aangeleerde gewoonte is immers heel moeilijk te corrigeren. Om een hindernis recht aan te kunnen rijden en na de hindernis zoveel controle te hebben dat je de sprong ook recht af kunt maken, vereist van de ruiter weer wat meer vaardigheid. Parallel aan de springopleiding zal ook de dressuurmatige opleiding aandacht vragen. Door middel van dressuur kan de ruiter controle uitoefenen op zijn paard. Maar de ruiter ontwikkelt zijn paard ook, zodat het sterker wordt en in balans recht onder de ruiter loopt. [pull_quote_left]De ruiter zal daarvoor onafhankelijk moeten kunnen zitten[/pull_quote_left] Een paard moet daarvoor voorwaarts zijn. Je moet het gevoel hebben dat het paard vooruit wil als je been geeft en voor je wil werken. In dit stadium moet je paard in balans kunnen galopperen en eenvoudige wendingen en voltes kunnen maken. Er is licht contact tussen de paardenmond en de ruiterhand, en in die verbinding moeten de paarden de ruiterhand willen volgen: Als je je hand naar voren steekt moet het paard de hand willen volgen en het hoofd laten zakken, zodat het meer over de rug gaat lopen. De ruiter zal daarvoor onafhankelijk moeten kunnen zitten. Dat wil zeggen dat de ruiter zodanig ontspannen en in evenwicht op zijn paard zit dat hij zijn manier van zitten en zijn armen of benen onafhankelijk van elkaar gedoseerd kan gebruiken, zonder dat dat invloed heeft op de rest van zijn lichaam. Daarmee wordt het voor de ruiter mogelijk om de hulpen in combinatie met elkaar te geven en daardoor verfijnd met het paard te kunnen communiceren. De hulpen zijn immers de taal waarmee een ruiter iets duidelijk maakt aan zijn paard. Dat heb ik nu allemaal even heel gemakkelijk verteld, maar in de praktijk leer je dat niet zomaar even. Je moet dat gevoel te pakken krijgen. Een onervaren ruiter kan dit het best leren op een ervaren paard. Andersom geldt hetzelfde, een jong paard leert dit het beste van een ervaren ruiter. Het is heel moeilijk en duurt daardoor ook lang om dit een jong paard en een onervaren ruiter samen aan te leren. Ik ben blij dat ik vroeger pony's gehad heb die mij dat gevoel bij konden brengen.' | Tekst: Toin Diks | Foto's: Dirk Caremans