Koen begon pas tamelijk laat met paardrijden, op zijn twaalfde. Maar vanaf de eerste dag was hij verkocht. “Toen ik vijftien was, ben ik op lokaal niveau begonnen met ponykoersen. Daar leerde ik mensen kennen die mij hielpen om aan grotere koersen deel te nemen. Zo is dat stap voor stap gegroeid. Mijn eerste grote koers reed ik toen ik achttien was. De snelheid die ik haal op de rug van een paard geeft elke keer weer een adrenalineboost. Op topsnelheid kan een renpaard 65 tot 70 kilometer per uur halen.”
Engelbewaarder
Zulke snelheden zijn niet zonder risico. “Het gebeurt geregeld dat ik van een paard val”, zegt Koen. “Eén keer heb ik wel heel veel geluk gehad. Na een val kwam ik toen heel fout neer en brak ik mijn rug. Gelukkig zat de breuk redelijk hoog en werden er geen zenuwen geraakt. Het had dus veel erger kunnen aflopen. Ik heb zelfs de race nog uitgereden. Achteraf bekeken heb ik al wel vaker geluk gehad. Zo ben ik tijdens een koers eens tegen 60 kilometer per uur over mijn paard gevlogen. Daar hield ik wonder boven wonder alleen wat blauwe plekken en stijve spieren aan over. Ik heb dus een hele goede engelbewaarder. Belangrijk is dat je je na een val niet laat afschrikken. Een paard voelt snel aan wanneer zijn berijder angstig is en dan gebeuren er vaak ongevallen, omdat het paard zelf ook banger wordt.”
Bron: GVA
Foto: Remco Veurink