Afbeelding
Pictures by Sanne

Column Gerrit Kampman | “Te snel”

Sport

Gerrit Kampman is dierenarts bij dierenkliniek Den Ham. In de kliniek komt hij in aanraking met uiteenlopende situaties. Deze belicht hij graag in De Hoefslag. Dit keer over overbelasting van het springpaard.

Advertisement

Tekst: Ageeth van der Lee | Foto’s: Fotolavie Ineke/ Pictures by Sanne

Elke dag zie en behandel ik paarden met de meest uiteenlopende aandoeningen. Om de juiste diagnose te bepalen, wat niet altijd heel gemakkelijk is, volg ik een vast stappenplan. Systematisch te werk gaan, is de beste methode om een specifieke aandoening vast te stellen. Dat leren studenten Diergeneeskunde tijdens de opleiding al. Door veel paarden te zien, te beoordelen en bovendien door de jaren heen al vele anamneses te hebben afgenomen, zie ik bepaalde patronen terugkomen. Informatie uit de praktijk kan daarbij voor mij heel nuttig zijn om tot de juiste probleemstelling te komen. Als er een geblesseerd springpaard met veel wedstrijdkilometers in de benen bij mij op consult komt, is het handig om een filmpje van het desbetreffende paard in het parcours te zien. De manier van springen en eventueel probleemgedrag kunnen een aanwijzing zijn voor een fysieke belemmering. Uiteraard wordt de diagnose niet uitsluitend vastgesteld op basis van het gedrag van het paard in de ring, het is slechts een indicatie van het onderliggende probleem. Ik kan een aantal voorbeelden hiervan geven. Zo zou een paard dat gedurende lange tijd netjes rondspringt en gaandeweg toch steeds meer weigerachtig wordt, bijvoorbeeld last kunnen hebben van ondervoetpijn in de voorbenen. De angst om bij de landing extra drukpijn te voelen, kan maken dat het paard een hindernis uit de weg gaat. Een paard dat een sterke voorkeur heeft voor een bepaald voorbeen om op te landen, kan een probleem hebben in het andere voorbeen. Een paard dat na de sprong een sterke vluchtreactie vertoont, zou pijn kunnen hebben in de rug. Dat een jong paard in de wending wat terugvalt in het tempo, duidt misschien op knie-instabiliteit. Het overkruist galopperen tussen de sprongen en her en der ook nog eens een bokkesprong maken, kan veroorzaakt worden door problemen in de SI gewrichten.

Gehaast talent

In veel gevallen is fysieke hinder simpelweg een gevolg van het ouder worden van het paard. Mijn ervaring is dat blessures bij het springpaard echter vaker ontstaan door het te snel willen gaan in de training. De valkuil is dat het paard al met zoveel talent wordt gefokt en dan zo makkelijk het springen aanbiedt, dat we als ruiters wat stappen overslaan in de opleiding. Klasse B, L, M, Z, en hoger stond ooit voor elk een jaar opleiding en dan met bijvoorbeeld per seizoen zo’n acht wedstrijden buiten en vier binnen. Nu kunnen ruiters kiezen uit een overvloed aan concoursen en, als ze willen, elke week op pad gaan. Overbelasting van het paard ligt dan snel op de loer.

Tendens

Er is wel een tendens om de springpaarden een jaar extra te geven om uit te groeien. Het inrijden gebeurt dan op vierjarige leeftijd in plaats van met drie jaar. De grote vraag in dit geval, is wat beter zou zijn. Ik ben ervan overtuigd dat blessures voorkomen worden door het paard gedoseerd te trainen. Als de ruiter/opleider goed rekening houdt met hoe het driejarige paard ontwikkeld is, en dan bedoel ik dat een groot, slap en heel jeugdig dier meer tijd nodig heeft dan een paard dat al volwassen aandoet, dan hoeft het volgens mij geen probleem te zijn om een paard al vanaf zijn of haar derde jaar met beleid te trainen. Training aangepast op het individuele paard en met veel afwisseling geeft een goede spieropbouw en de ontwikkeling van sterke pezen en banden. Om overbelasting te voorkomen en het paard plezier te laten houden in zijn werk, is het beter om de trainingssessies kort te houden maar wel enige regelmaat in te bouwen. Gymnastiseren aan de hand is een prima optie en het rijden van rechte lijnen op een buitenrit heeft zeker mijn voorkeur.

Trainen op verschillende bodems

De bodems waarop gesprongen wordt, is ook zo’n mooi onderwerp waarover deskundigen niet uitgepraat raken. In de opfok rennen de jonge springers meestal over grasland. De concoursen worden nu bijna allemaal op zandbodems verreden. Proppen hoeven niet meer te worden gedraaid en de organisatie, minder afhankelijk van weersomstandigheden, kan bijna altijd doorgaan. Ook thuis trainen de meeste springruiters op een egale eb- en vloedbodem. Begrijpelijk natuurlijk, maar het is niet bekend wat dit voor gevolg heeft voor paarden en de lengte van hun springcarrière. Zand is vaak wat stroever voor een paard en gras glijdt iets meer, beide ondergronden hebben een ander effect op het lichaam. Mijn persoonlijke mening is dat juist het trainen op verschillende ondergronden de paarden meer ‘bodem-zeker’ kan maken. Ook hier kan het regelmatig maken van een buitenritje uitkomst bieden. Een paard dat gewend is om op verschillende terreinen te lopen, zal zich zekerder voelen en meer ontspannen rondspringen. En een ontspannen paard heeft minder kans om een blessure op te lopen. Ook een paard moet zelfvertrouwen opbouwen om te presteren. Een paard met zelfvertrouwen en vertrouwen in de ruiter, zal langer met succes èn plezier actief zijn in de springring, ongeacht de bodem waarover hij of zij galoppeert.

Deze column heeft in Hoefslag 9, de springspecial gestaan. Benieuwd naar de rest van het magazine? Op www.paardenmagazines.nl kun je losse nummers bestellen.

Afbeelding