Afbeelding
Foto: Remco Veurink

Diarree, voorkomen altijd beter

Verzorging Opvallend

Paarden kunnen vanaf hun eerste tot hun laatste levensdag geconfronteerd worden met diarree. De ernst, de oorzaak en de behandeling kunnen sterk verschillen. Helaas is snel handelen soms niet afdoende. Ook bij diarree geldt: voorkomen is het beste.

Advertisement

Pasgeboren veulens

Sommige mensen verwarren de eerste mest bij pasgeboren veulens met diarree. Nadat het zwarte darmpek is afgekomen, hoort de eerste mest er uit te zien als vanillevla. Veulens zijn namelijk melkdrinkers en eten nog geen of nauwelijks ruwvezels, die moeten verteren in de dikke darm. Toch kan er bij een pasgeboren veulen sprake zijn van diarree. Het betreft hier een zeer ernstig ziektebeeld met soms waterdunne mest. Veulentjes met ernstige diarree hebben meestal een algehele bacteriële ontsteking (sepsis) en zijn erg slap, met vaak hoge koorts, weinig tot geen zuigreflex, een te snelle ademhaling. De oorzaak van deze aandoening is vaak gelegen in onvoldoende opname van biest met onontbeerlijke antistoffen in de eerste (halve) dag van hun leven. Soms echter kan al sprake zijn van een infectie van het veulen, reeds voor de geboorte, door een ontstoken moederkoek. 

Intensief behandelen

Deze sepsis moet zonder afwachten intensief behandeld worden met infusen, antibiotica, plasma toedienen, et cetera. Zulke behandelingen kunnen eigenlijk alleen naar behoren worden uitgevoerd in een kliniek met een speciale intensive care voor pasgeboren veulens. Zelfs met intensieve zorg heeft dit soort patiëntjes maar matige kansen. Reden om maar weer eens te hameren op het voorkomen van problemen: overtuig uzelf ervan dat een veulen binnen een paar uur na de geboorte volop biest opneemt en roep deskundige hulp in indien u hieraan twijfelt. Dierenartsen kunnen na een (halve) dag met een relatief eenvoudige bloedtest controleren of de opname aan afweerstoffen uit de biest voldoende is geweest en plasma toedienen om een eventueel tekort aan te vullen. Een dergelijke test, gecombineerd met een algehele controle van het pasgeboren veulen en de merrie, is misschien zeker zo belangrijk als de nog vaak toegepaste ‘veulenspuit’.  

Veulenhengstigheid

Iedere ervaren fokker weet dat rond de veulenhengstigheid het veulentje nogal eens diarree krijgt. Ook hier betreft het vaak waterdunne mest, maar, anders dan bij het pasgeboren sepsisveulen van hierboven, zijn deze veulentjes superfit en dartelen zij in de wei. Op stal drinken deze veulens vaak ook mee uit de waterbak. Sommige eigenaren sluiten het water daarom af. Dit is een volkomen verkeerde maatregel. Dieren met diarree verliezen veel vocht (en lichaamszouten) en moeten dus veel water (en eventueel zouten) opnemen om niet uit te drogen. Over de oorzaak zijn de geleerden het nog steeds niet eens. Vroeger dacht men dat het ging om een (veulen)worminfectie met strongyloides Westeri. De eitjes van deze veulenworm kan men soms inderdaad al op deze leeftijd aantonen, maar er kan nog geen sprake zijn van een ernstige infectie met diarree. Ook werd gedacht aan een veranderde hormonale situatie bij de merrie. Echter, ook moederloze veulens krijgen vaak rond de leeftijd van 10-14 dagen ‘veulenhengstigheidsdiarree’. 

Antibiotica niet nodig

Tegenwoordig denkt men meestal aan een voorbijgaande (rota)virusinfectie, maar misschien is de oorzaak nog simpeler. Bij de moeder begint de melkproductie echt serieus te worden. Als het veulentje erg veel melk kan opnemen, kan al die melk soms niet goed verteerd worden, met als gevolg voedingsdiarree. Behandeling dient daarom te bestaan uit het in ieder geval aanbieden van voldoende water (met eventueel een zoutblok in de buurt) en het aanpassen van het voer van de moeder; minder brokken en hooi in plaats van (kuil)gras. Meestal geeft een dierenarts ook een stoppend middel, zoals finidiar® of diarsanyl®, maar antibiotica zijn eigenlijk niet nodig.

Vier tot zes maanden

Veulens van 4 tot 6 maanden oud krijgen vooral diarree door worminfecties. Hoewel op (te) intensief ontwormde bedrijven resistentie (ongevoeligheid) bij spoelwormen is aangetoond voor ivermectine, betreft het hier eigenlijk geen spoelworminfecties. Spoelwormen geven zelden diarree, wel vermagering, er slecht uitzien, vergrote gevoeligheid voor luchtweginfecties en koliek door afsluiting van de dunne darm met een kluwen ‘spaghettiwormen’. Diarree is vaak een gevolg van een besmetting met kleine strongyliden (cyathostominae). Het advies voor het ontwormen van veulens is daarom de eerste keer op 2-3 weken, eventueel met een ander middel dan ivermectine in verband met genoemde resistentie en daarna elke 6 weken met ivermectine tot de speenleeftijd.

Jaarlingen en tweejarigen

Het grootste probleem bij jonge, opgroeiende paarden met diarree zijn worminfecties. Er is weinig weerstand tegen wormen omdat er nog weinig contact is geweest met de parasieten. Belangrijker is misschien nog wel dat jaarlingen en tweejarigen meestal de gehele zomerperiode op de wei lopen en daar dus bij uitstek besmet worden. Als de periodieke ontworming niet goed wordt doorgevoerd (en bij lastig te vangen jonge dieren in een grote koppel is dat vaak het geval), zal er dus echt sprake zijn van klinische problemen. Deze problemen zijn het niet goed doen, vermagering en diarree. Ontwormen met een goed middel als ivermectine wanneer de paarden weer op stal komen voor de winter, is helaas niet altijd toereikend. Dit komt omdat een aantal wormoestadia de dans ontspringt. 

Winterslaap

In de ontwikkelingscyclus van kleine strongyliden is namelijk sprake van een inhibitiefase. De derde generatie larven kan inkapselen in het slijmvlies van de darm en daar met een laag stofwisselingsniveau (winterslaap) wachten op betere tijden. Ivermectine, als wormmiddel ingrijpend op de stofwisseling van de worm, heeft hierdoor onvoldoende effect. Bovendien komt het middel niet door het kapsel heen van de slapende larf. Bij dit soort dieren kan zich het beeld van wintercyathostominose manifesteren. Wintercyathostominose treedt in het winterhalfjaar op bij jonge paarden die onvoldoende ontwormd zijn in de weideperiode. De symptomen zijn plotseling optredende (waterdunne) diarree met zeer opvallend vermageren in een tijdsbestek van dagen. De achtergrond van deze speciale vorm van worminfectie is dat de slaaplarfjes met zijn allen massaal wakker worden, uit het darmslijmvlies kruipen en een zeer poreuze darmwand veroorzaken. Deze poreuze wand laat zelfs bloedplasma door (met hierin waardevolle voedings- en bouwstoffen), waardoor extreem snelle vermagering met diarree optreedt. Behandeling is intensief en vaak gaat een dergelijke patiënt toch nog dood. Moraal van het verhaal is dus goed periodiek ontwormen. Van het middel moxidectin (equest®) is bekend dat het wel redelijk goed werkt tegen slaaplarfjes. Wees zorgvuldig met de juiste dosering en gebruik het nooit bij veulens jonger dan 4 maanden.

Volwassen paarden

Naast de worminfecties zijn de belangrijkste oorzaken van diarree bij volwassen paarden voedingsveranderingen, zand en salmonella-infecties. Bij voedingsveranderingen moet men denken aan het overschakelen van hooi naar kuilgras of weidegang. De dunne mest wordt veroorzaakt door onvolledige vertering in de dikke darm door de ter plekke aanwezige bacteriën. De bacteriële samenstelling voor vertering van droog hooi is namelijk anders dan die voor vertering van vers gras. Geleidelijk overschakelen is hier dus het advies. Overigens is dit soort gevallen bijna nooit ernstig. Het herstelt meestal met dieetmaatregelen en eventueel slijmvliesbeschermende middelen, zoals het oude vertrouwde lijnzaadslijm in slobber. Salmonella-infecties treden eigenlijk altijd pas op als gevolg van een andere aandoening. Ernstige worminfecties zoals wintercyathostominose verstoren de bacteriële flora dusdanig, dat de ziekmakende salmonellabacteriën de kans krijgen om ongebreideld te groeien met aantasting van het darmslijmvlies en diarree als gevolg. Bij salmonellose horen, behalve de ernstige diarree, hoge koorts en niet eten. Hier is naast infusen een antibacteriële kuur op zijn plaats. De dierenarts kiest meestal voor een modern antibioticum als start en past eventueel op basis van de kweek uit de mest zijn behandeling aan. 

Zand

Als laatste oorzaak van diarree kan zand worden aangemerkt, vooral bij paarden en pony’s in het zuiden en het oosten van Nederland. Zeker ‘s winters eten paarden die buiten komen vaak meer zand dan gras. Dit zand hoopt zich op de bodem van de dikke darm op en irriteert hier het slijmvlies. Pas bij grote hoeveelheden treden er klinische symptomen op, vaak diarree, maar soms ook verstoppingen en/of koliek. De diagnose kan men stellen met een jampotje waarin een paar mestballen worden losgeroerd in water. Ziet de bodem er dan binnen een paar minuten uit als de bodem van een aquarium, weet men genoeg. Psylliumzaadjes (Zandweg, SandClear en dergelijke), paraffineolie en lijnzaadslijm helpen bij het uitdrijven van zand, maar het zand opnemen voorkomen is vanzelfsprekend het effectiefst.

Tot slot

Diarree bij paarden kan allerlei oorzaken hebben. Soms is ontwormen of overschakelen naar goed hooi en het tijdelijk weglaten van krachtvoer effectief, maar bij waterdunne mest doe je er goed aan om direct een dierenarts te raadplegen. 

Bron: De Hoefslag