Afbeelding
Foto: Remco Veurink

Alles wat je moet weten over voeding van springpaarden

Verzorging Opvallend

Voor elke tak van sport kan de samenstelling van het rantsoen afgestemd worden op de intensiteit en duur van de prestatie. Het grote aantal sprongen in een springparcours vergt veel explosieve energie en dus kracht. Omdat het paard gedurende een wedstrijd vaak een aantal keer het parcours aflegt, is er sprake van een meer langdurige prestatie. 

Advertisement

Energiebronnen

Zowel uithoudingsvermogen als kracht is een belangrijk eigenschap voor een goed springpaard. Het rantsoen kan de spieren van de juiste energiebronnen voorzien. Behalve het paard de geschikte energiebronnen te geven, zijn de mineralen en vitaminen voor het herstel en een goede weerstand voor het stressvolle paardenbestaan even belangrijk. Zo krijgen magnesium en vitamine E de laatste tijd veel aandacht. Veel te weinig aandacht gaat helaas uit naar het ruwvoer, terwijl ook springpaarden niet zonder kunnen. 

Snel beschikbaar

De training moet ervoor zorgen dat de spiersamenstelling geschikt is voor de te leveren krachtprestatie. De energie die hiervoor nodig is, moet snel beschikbaar zijn. Verbranding van glucose levert snelle energie, waardoor de spier kan samentrekken. Spieren die snel moeten reageren hebben dus een voorraadje glucose nodig. Deze voorraad ligt voor een deel in de spiercel, dit is het glycogeen. Verder kan de spier glucose opnemen uit het bloed, en dat kan dan weer uit een voorraad glycogeen in de lever komen. Hij moet er wel zuinig mee omspringen. De voorraad is te beperkt om alle energie voor een springparcours mee te leveren. Er moet dus nog een andere energiebron aangeboord worden; vetzuurverbranding. 

Kleine opslag vet

Deze energie komt wel langzamer vrij. Toch blijkt dat paarden, in tegenstelling tot mensen, op ‘vetverbranding’ een redelijk grote krachtprestatie kunnen leveren. De spier heeft een kleine opslag vet in de spiercellen. Verder kunnen de vetzuren met het bloed worden aangevoerd en is de voorraad bijna onbeperkt. Door training en het opbouwen van een goede conditie leer je de spieren overschakelen naar de energie-efficiënte vetzuurverbranding. Hoe eerder een spier omschakelt naar vetverbranding, des te meer glucose blijft er over voor plotselinge krachtprestaties. Voor de spier is het efficiënt om glucose te bewaren voor een laatste eindsprint. Een rantsoen met zowel vet als zetmeel en suikers kan ertoe leiden dat het paard sneller omschakelt naar vetzuurverbranding en daarmee dus glycogeen spaart. 

Krachtvoer na training

De hoeveelheid vet in het voer en de hoeveelheid zetmeel en suikers moeten afgestemd worden op de prestaties en de totale behoefte aan energie van het paard. Na een zware prestatie zijn de glycogeenreserves gedaald of zelfs helemaal uitgeput. Door zetmeel en suikers te eten kan deze voorraad weer herstellen. Dit kan tot wel 72 uur duren als het paard echt ‘leeg’ is. Logisch dat het paard niet direct een soortgelijke prestatie kan leveren. Om het herstel van de glycogeenvoorraad te stimuleren is het goed om na de training krachtvoer te geven. Uiteraard pas zodra de ademhaling en hartslag weer zijn genormaliseerd. 

Kleine porties voeren

Het opbouwen van een extreem hoge glycogeenvoorraad is bij paarden niet zonder risico. De grote porties zetmeelrijk krachtvoer die het paard daarvoor nodig heeft, kunnen aanleiding zijn voor verteringsstoornissen. Daarnaast kan de hoeveelheid glycogeen te groot worden. Daardoor kan het paard eerder spierbevangenheid of maandagziekte krijgen. Gezien het maagdarmkanaal van paarden en hun spierfysiologie, is het beter krachtvoer in kleine porties te geven. Zonder ruwvoer geen gezond paard. Geef in trainingsperioden gewoon voldoende hooi, minimaal 1,2 kg per 100 kg lichaamsgewicht. Voor de wedstrijd mag de hoeveelheid hooi wel enigszins beperkt worden. Hooi houdt immers water vast in blinde en dikke darm, wat door het extra gewicht mogelijk de prestatie negatief beïnvloedt. 

Vitaminen en mineralen

Bij gebruik van natuurhooi, dus van onbemeste gronden, kan het eiwit niveau in het totale rantsoen te laag blijven. Door wat hooi te vervangen door lucernehooi, wordt het rantsoen eiwitrijker. De hoeveelheid vitamine E met name de activiteit van die vitamine is in ouder krachtvoer en ouder hooi minder dan in het verse product. Zeker aan het einde van de winter zijn de gehalten in het hooi te laag en kan aanvulling met een supplement nodig zijn. Om te kunnen beoordelen of het rantsoen een tekort bevat, moet je eerst de norm weten die het paard nodig heeft. 

Extra vitamine E?

Er is een onderzoek gepubliceerd (Kienzle et al. 2008) over het effect van placebo op de waarneming van de ruiters op de prestaties van hun springpaarden. In het onderzoek kregen paarden een supplement met niets erin (placebo), met vitamine E of met selenium. Alle paarden in het onderzoek hadden volgens de ruiters spierproblemen. Na het geven van het supplement werden deze klachten in alle groepen, dus ook die van de placebo, duidelijk minder. Ook de reactie van de paarden op de hulpen leek bij iedereen te verbeteren. 

Het is maar om aan te geven dat veel van wat er gebeurt, of wat je denkt dat er gebeurt, een kwestie is van gevoel en beleving bij de ruiter zelf. Dit effect is niet uit te schakelen, maar dien je wel te realiseren bij het beoordelen van bepaalde toevoegingen aan het rantsoen. Alle rantsoenen van deze paarden bevatten overigens voldoende vitamine E. De minimale hoeveelheid vitamine E is 1 mg (=IE) per kilogram lichaamsgewicht. Voor renpaarden wordt dit opgehoogd naar 4 mg. Als springpaarden qua activiteit hier tussen zitten zou 2-3 mg vitamine E per kg lichaamsgewicht voldoende moeten zijn. Stel dat een springpaard van 550 kg dagelijks 5 kg hooi (redelijk beperkt) krijgt plus 4 kg krachtvoer, dan kan het rantsoen 500-3200 IE (=mg) vitamine E bevatten. 

Deze variatie in het rantsoen komt door de grote verschillen in de keuze aan krachtvoeders (100-650 IE vit E/kg) en de mogelijke daling van het vitamine E gehalte in hooi tijdens opslag. Het paard heeft aan 1100-1650 IE vitamine E voldoende. Het krachtvoer moet in deze rantsoensamenstelling minimaal 150 mg vitamine E per kg bevatten. 

Extra magnesium?

Ook de hoeveelheid magnesium die het rantsoen moet bevatten is aan discussie onderhevig. Allereerst is er verwarring over de terminologie: de één drukt de norm uit per kilogram lichaamsgewicht en de ander per kilogram droge stof rantsoen. Paarden van hetzelfde gewicht kunnen een andere hoeveelheid voer en dus droge stof eten. Als je dan de norm per kilogram droge stof aanhoudt krijgt het ene paard meer dan het andere paard. Makkelijker is het om behoefte aan voedingsstoffen per paard te kunnen berekenen. Maar het mag duidelijk zijn; als je de norm hoger stelt zijn er meer paarden met een tekort in het rantsoen. Dus wanneer heeft het paard nu eigenlijk magnesiumgebrek? 

Adviezen lopen uiteen

Bij ernstige tekorten zie je nerveuze verschijnselen, ataxie, en uiteindelijk zelfs hartfalen. Gelukkig komt dit soort situaties niet meer voor. Maar als het nog niet zo ver is, wanneer is het rantsoen dan optimaal? Het bepalen van een magnesiumoestatus bij paarden kan in het bloed, maar deze waarde wordt beïnvloed door andere factoren zoals wel of geen voeropname, hormonen en ziekte. De urine zegt iets meer over een mogelijk magnesiumtekort, maar dit is voor de praktijk niet altijd eenvoudig. Uiteraard kun je naar het rantsoen kijken. Normaal gesproken is een hoeveelheid van 15 mg magnesium per kilogram lichaamsgewicht (LG) voldoende. De adviezen voor sportpaarden lopen uiteen tussen 18 en 40 mg per kg LG. De behoefte aan magnesium van het voorbeeld springpaard (550 kg) kan variëren tussen de 9,9-20 g per dag. Het rantsoen zoals opgegeven bevat tussen de 12-25 (tot 34) g Mg, weer afhankelijk van het gehalte in het hooi en de variatie die mogelijk is in de diverse soorten krachtvoeders. Echte tekorten van magnesium zijn niet snel te verwachten. Waar wat de optimale hoeveelheid is, blijft koffiedik kijken. 

Tot slot

Het menu van een springpaard bevat in eerste instantie gewoon hooi en krachtvoer. Op hogere niveaus kun je de hoeveelheid zetmeel en suikers en vetten nauwkeuriger gaan bepalen. Een scheut olie aan het rantsoen toevoegen is dan niet de juiste weg. Hiermee geef je extra energie zonder andere energie ‘eruit’ te halen. Het samenstellen van de juiste balans tussen de energiebronnen is iets gecompliceerder. Laat altijd het ruwvoer analyseren zodat overdreven gebruik van supplementen niet nodig is. Focus niet teveel op één element in het rantsoen, maar probeer het geheel te beoordelen en te optimaliseren. De prestatie valt of staat niet met alleen het toevoegen van extra vitamine E of magnesium.