Afbeelding

Weidegang en management

Verzorging Opvallend

In het voorjaar verandert voor de meeste paarden het rantsoen. Leuk voor het paard, hij kan lekker weer de wei in. Vaak lastig voor de eigenaar, want hoe houd je paard en grasmat in een goede conditie? Voor veel paarden is 24 uur weidegang ongeschikt, omdat hoefbevangenheid en vervetting op de loer liggen. Beperkte weidegang dus, maar hoe? Voor paarden met obesitas of chronische hoefbevangenheid, met of zonder insulineresistentie, zijn strenge maatregelen nodig, zoals zeer kort in de wei of het dragen van een graasmasker. 

Advertisement

Verkeerd weidebeleid

Je paard dag en nacht in de wei zetten, met behoud van een goede grasmat en een goede conditie is niet eenvoudig. Voor veel paarden is gras een te rijk voedermiddel, zeker voor sobere rassen. Ook al gebruik je speciale graszaadmengsels voor paarden, dan nog levert dit veel energie (en eiwit) voor het paard. natuurlijk is het sterk afhankelijk van de energiebehoefte of en hoe snel hij met gras teveel energie binnenkrijgt. Werkt hij elke dag een paar uur flink, of is het een merrie met een veulen dan kan er wel wat gras in. Maar veel paarden werken niet zo heel hard en hebben dus niet zo veel voer nodig. Vandaar dat weidegang voor de meeste paarden beperkt moet worden. 

Natuurlijk gedrag

Omdat grazen wel dé manier is van natuurlijk gedrag en voeropname, wil je ze dit ook niet helemaal onthouden. Gras is tenslotte een ruwvoer en dat is nu net wat het paard nodig heeft. Niet alleen de hoeveelheid gras, maar juist ook de kwaliteit van de wei heeft invloed op de gezondheid van het paard. Daarnaast zijn bepaalde veranderingen niet altijd goed voorspelbaar, zoals de hoeveelheid suiker en fructaan in gras. Dit allemaal goed in de vingers hebben is lastig. Helaas gaat het wel eens mis en ontstaan er problemen. 

Obesitas 

Het grote aantal te dikke paarden heeft ongetwijfeld te maken met de rijke graslanden. Aan de ene kant wil je het paard zijn natuurlijk e gedrag laten uitvoeren, maar aan de andere kant moet je hem beperken. Die balans is niet altijd even makkelijk gevonden. Vandaar dat veel paarden vooral in de zomer te dik worden. Overconditie heeft als risico dat hoefbevangenheid en/of insulineresistentie ontstaan. En uiteraard zijn al die extra kilo’s een overbelasting voor de gewrichten. Afvallen is een verhaal apart en valt vaak tegen. Voorkomen dus! 

Onkruiden 

Bij te lang beweiden op hetzelfde stuk land zal de grasmat uiteindelijk ten onder gaan. Onkruiden komen er voor in de plaats en die eten paarden niet graag. Om hier weer verbetering in te krijgen, is opnieuw inzaaien de enige oplossing. Door het paard regelmatig om te weiden en tussendoor de wei te maaien, krijgt het gras rust om te herstellen. Let op dat er geen Jakobskruiskruid tussen groeit. Het paard zal deze plant met grazen overslaan, maar maak je er hooi van, dan eet hij het wel op. De giftige stoffen in Jakobskruiskruid zorgen voor een permanente leverbeschadiging die je meestal pas ontdekt als het te laat is. 

Zandkoliek 

Veel paarden staan in een weiland waar weinig gras staat. Het natuurlijk e gedrag van paarden is grazen. Dat blijven ze doen, ook al is er weinig te eten. Het gevolg is dat het paard te weinig eten binnenkrijgt (en dus niet te dik wordt, maar soms zelfs te mager) én relatief veel zand opneemt. Zand is onverteerbaar en komt in de mest terecht. Soms heeft het paard zoveel zand binnengekregen in de loop der tijd, dat het achterblijft en een ware zandbank vormt in de dikke darm. Dit verstoort de functie van de darm en de darmbewegingen. Het gevolg is dat de darmflora verstoord raakt, het paard dunne mest krijgt, soms gepaard met koliek. Een operatie is vaak nodig om al het zand te verwijderen. Krijgt een paard veel ruwvoer, zoals hooi of kuil, dan stimuleert dit een gezonde darmwerking en zal zand makkelijker mee naar buiten komen. Kortom: een paard af laten vallen door hem op een kaal landje te zetten is de verkeerde manier. Staat er weinig gras, zet dan een deel van de wei af om te laten groeien en voer het paard hooi of kuil bij. 

Hoefbevangenheid, koliek en dunne mest 

De meeste gevallen van hoefbevangenheid ontstaan in het voor- en najaar. Oorzaken zijn de overgang van stal naar weiderantsoen, te jong gras met onvoldoende structuur en gras met plotselinge hoge fructaangehalten. Begin met weidegang als het gras voldoende vezelrijk is. De risicomomenten van fructaan in voor- en najaar zijn met name temperatuur- en zongebonden. Normaal is het fructaangehalte niet erg hoog, maar na een warme dag kan het snel stijgen. Is de opvolgende nacht koud dan blijft het fructaan onaangetast in de plant en is het gras in de ochtend erg fructaanrijk. Pas later op de dag daalt dit gehalte weer. Wacht met beweiden tot het einde van de ochtend of sla de hele dag over (bij gevoelige paarden). Veel paarden zullen na een dag in de wei wat dunnere mest hebben dan normaal. Zolang dit weer snel verbetert, is het geen probleem. Blijft de mest te dun, bevat het teveel onverteerde delen of bestaat er een normale en een te natte fractie, laat dan de dierenarts het paard en het rantsoen nakijken. De darmflora is waarschijnlijk onvoldoende in balans en met een speciaal rantsoen kan dit vaak opgelost worden. 

Beperkte weidegang 

Hoe vind je nu de beste balans in grazen, niet teveel eten, niet te lang vasten maar wel voldoende vezels en voedingsstoffen geven? Je kun namelijk niet volstaan met bijvoorbeeld vier uur in de wei en de rest van de dag niets. Een lastig dilemma! Omdat elke situatie anders is, is er niet één systeem of methode die voor iedereen geschikt is. Probeer dus voor je eigen situatie de beste oplossing te vinden. 

Paar uur in de wei 

Staat je paard aan huis, dan kun je de paar uur weidegang die het paard mag hebben inplannen in je eigen leef- en werkritme. Als er geen stal is, maak dan een paddock in de wei. Het liefst gevuld met wit zand. Dat geeft minder risico op grazen en knabbelen aan groeiend onkruid wat leidt tot teveel zandopname. Werkt het paard (pony) een uur per dag, dan volstaat zes á zeven uur in een goede wei. De overige tijd heeft hij dan geen eten nodig. Aangezien het beter is om een paard niet langer dan acht uur te laten vasten, je hiervoor een oplossing vinden. Je zou de weidegang in twee of drie porties kunnen splitsen, maar dat wordt al redelijk bewerkelijk. Of je moet de weidegang korter maken en op stal wat hooi bijvoeren. Staat er veel rijk gras in de wei dan is twee-drie uur al snel genoeg. Nadeel van een korte weideperiode kan zijn dat paarden dan leren om in korte tijd heel veel gras te eten. 

Suikers

Met twee en een half uur weidegang op suikerrijk gras krijgt het paard net zoveel suikers binnen als met één kilo krachtvoer. Met name bij paarden met insulineresistentie kan de piek in glucosestijging in het bloed problemen geven. Ze kunnen vetophopingen krijgen, zoals een dikke nek, met of zonder een overmatige conditie. Zo heeft beperkte weidegang dus geen goed resultaat. Op een weiland met maar weinig gras gaat het gras eten minder snel, maar wordt wel de kans op het eten van teveel graswortels en zand groter. De grasopname is moeilijk goed te schatten. Kijken naar je paard en de conditie vertelt uiteindelijk hoe het er met de totale energiebalans voorstaat. 

Ruimte beperken 

Beperk de ruimte in de wei door een schrikdraadje te spannen. Na een paar dagen verzet je dit draadje een halve of hele meter en heeft het paard weer gras te eten. Nadeel is dat het paard in één keer al het beschikbare gras zal opeten en daarna dus toch weer op kort gras is aangewezen en wortels en zand kan eten. Verzet je het draadje te snel dan wordt hij te dik. Met dit systeem voorkom je bosvorming op plekken die ze niet graag opeten, mits je de mest opruimt natuurlijk . Het is wel verstandig om ook aan de achterzijde een draadje te zetten zodat het gras daar weer kan groeien. 

Graasmasker

Door een paard met een graasmasker te laten eten, verminder je de voeropname met 50-80%. Het paard kan dus langer de wei in. Dat is een groot voordeel. Een ander voordeel is dat het paard minder snel eet en dus ook minder snel suikers binnenkrijgt. Nadeel is dat sommige paarden er alles aan doen om dit masker af te krijgen, waarbij hij soms verstrikt raakt en zichzelf beschadigt of, als het lukt, teveel kan eten. Laat je een paard rustig aan dit systeem wennen. Is er toezicht dan kan het voor veel paarden een goede oplossing zijn. Maar het is niet de bedoeling een paard 24 uur per dag met dit masker te laten lopen. Dus ook hier weer blijft weidegang tot een aantal uur per dag beperkt. Dit systeem leent zich uitstekend voor paarden die moeten afvallen, lijden aan chronische hoefbevangenheid  of insulineresistentie.

 Variatie 

Ouder gras bevat meer vezels en jong gras is vooral bladrijk. Zodra de temperatuur stijgt komt het grasplantje weer tot leven en gaat groeien. Als een grasplantje groeit komen er eerst twee blaadjes uit de grond en daarna groeit de stengel. Pas veel later komt het plantje in bloei te staan en zie je pluimen en aren in de wei. De groei hangt af van de beschikbaarheid van voedingsstoffen, vocht en warmte én van het soort gras. Afgelopen voorjaar was duidelijk te zien dat het minder warme weer de groei van het gras vertraagoede. Snelgroeiend jong gras is in het beginstadium net spinazie, veel blad en weinig stengel. Zolang het bladaandeel groter is dan de stengel bevat het gras niet veel vezels. Aangezien vezels voor de vertering en de darmflora van het paard erg belangrijk zijn, is dit jonge structuurarme gras niet geschikt. Wacht met beweiden tot het gras een lange stevige stengel heeft. Gras dat traag groeit maakt meer vezels en zal - ook als het nog niet heel lang is - toch goed geschikt kunnen zijn. 

Energie

Het paard haalt niet alleen energie uit de vezels van het gras maar ook uit de suikers. Het gras kan meerdere soorten suikers bevatten. Als de enzymen in de dunne darm de suikers kunnen verteren, stijgt het glucose gehalte in het bloed. Dit is snel bruikbare energie. Om glucose in lichaamscellen te kunnen gebruiken is insuline nodig. Heeft een paard insulineresistentie dan maakt het wel insuline, maar werkt het onvoldoende. De glucosespiegel in het bloed blijft dan hoog. Uiteindelijk wordt het glucose omgezet in vet. Paarden met insulineresistentie mogen dus niet teveel suikerrijk gras eten. De verandering in glucosespiegels in het bloed kan, mogelijk samen met overmatige conditie, leiden tot hoefbevangenheid. Vroeg in de ochtend is het suikergehalte laag en is een veilig graasmoment. Aan het einde van de dag is het suikergehalte hoog. 

Fructanen

Fructanen worden ook suikers genoemd. Het zijn echter meer complexe koolhydraten die niet door enzymen in de dunne darm verteerd worden. Fructanen komen onverteerd in de dikke darm terecht. Bepaalde bacteriën breken deze koolhydraten snel af. De balans in de darmflora kan door de plotselinge toestroom van veel fructanen verstoord raken. Als de €˜goede’ bacteriën in de darmen massaal doodgaan, komen er giftige stoffen in het bloed. Deze kunnen tot hoefbevangenheid leiden. Of en wanneer het gras fructanen maakt, is afhankelijk van droogte, warmte, stress, kort afgrazen, en het soort grasplant. 

Eiwit

Het gras heeft naast energie ook eiwit nodig om te groeien. Door middel van bemesting met stikstof kan het eiwitgehalte stijgen en de groei van het gras verbeteren (zie kader). Jong gras bevat een hoger eiwitgehalte dan ouder gras. Het eiwitgehalte is bijna altijd meer dan het paard nodig heeft, uitzondering  is weer de merrie met veulen. Het eten van teveel eiwit heeft tot gevolg dat de lever en de nieren het overschot aan aminozuren moeten omzetten en uitscheiden met de urine. Een grasrijk rantsoen heeft tot gevolg dat paarden meer plassen. Verder heeft het bij gezonde organen weinig nadelen. Neemt niet weg dat het voor een goede balans beter is het eiwiToeniveau van het totale rantsoen af te stemmen op de behoefte. Dus naast weidegang past een krachtvoer en hooi met een laag eiwitgehalte. 

Graszaadmengsels

Gras is de verzamelnaam voor vele soorten grassen met een enorme genetische variatie. Het is dan ook (nog) niet gelukt om het genenpakket van de grasplanten in kaart te brengen. Grasveredelaars onderzoeken constant nieuwe variaties. Het is goed mogelijk dat op het oog dezelfde soort grasplant van verschillende producenten toch anders zijn in eigenschappen en gehalten. Omdat factoren zoals klimaat, bemesting en gebruik invloed hebben op deze gehalten is het voer uit de wei nooit constant. Dit maakt een goed voerbeleid en graslandmanagement zo lastig. Graszaadmengsels voor rundvee zijn gebaseerd op een snelle grasgroei, een hoge opbrengst en hoge suikergehalten. De eisen aan gras voor paarden zijn anders. Voor paarden is het belangrijk dat het gras vezelrijk is en relatief arm aan suiker en eiwit. Dat het gras bestendig is tegen paardenhoeven en als het kort wordt afgegeten toch weer goed gaat groeien. Verder moet het gras ongevoelig zijn voor roest (een schimmelziekte van gras) en niet teveel fructaan aanmaken. 

Verschillende soorten gras

Omdat elke grassoort sterk is in bepaalde specifieke eigenschappen maakt men een mengsel van verschillende soorten. Bijvoorbeeld engels raaigras, thimothee, roodzwenkgras, beemdlangbloem of kropaar. Het gebruik van graszaadmengsels voor paarden heeft zeker voordelen en is aan te raden bij het opnieuw inzaaien van een weiland. Hiermee zijn niet de problemen en gevaren geweken die gras soms met zich meebrengt. Ook op een weiland met zogenaamd €˜paardengras’ kan het fructaangehalte plotseling erg hoog zijn, het vezelgehalte te laag en kan het paard te dik worden, koliek krijgen of hoefbevangen raken. Een goed graslandbeheer en voermanagement moeten deze problemen voorkomen. | (extra info) 

Jong, oud, kort of lang gras?

In het voorjaar groeit het gras vrij snel. Dit heeft invloed op de samenstelling van het gras. Door de snelle groei, bevat het gras meer eiwit en minder vezels. 

Jong gras is meer krachtvoer dan ruwvoer. Laat je het paard hierin grazen wees dan zeer voorzichtig. Een uurtje is meer dan genoeg. Geef het paard eerst hooi te eten. Dan is hij niet zo hongerig. Bovendien remt hooi een beetje de snelle afbraak van het gras. Is het gras wat ouder en verder doorgegroeid, dan is de stengel langer en bevat het gras meer vezels. Nu heb je te maken met een ruwvoer, ook al blijft het rijk aan eiwit en soms aan suikers. Je kunt het paard wat langer in de wei laten. Zowel jong als oud gras kan kort zijn afgegraasd. Feit is dat het paard met dit korte gras weinig voer binnenkrijgt en dus ook weinig vezels. Je kunt paarden hier wel even op laten grazen, maar ze hebben daarnaast wel ander ruwvoer nodig. De kans op beschadiging van de grasmat is vrij groot. Laat je het gras doorschieten tot de aren en pluimen erin staan, dan is het vezelgehalte hoog. Een praktisch nadeel is dat paarden dit gras niet gelijkmatig afgrazen en er bossen ontstaan. Ook is het verwijderen van de mest uit zulk lang gras geen makkelijk klusje. Omdat paarden niet eten op plekken waar ze mesten en urineren, zullen er altijd stukken met langer gras overblijven en moet je de wei een keer uitmaaien. 

Bemesting Door het weiland te bemesten, met kunstmest of organische mest, voorkom je uitputting van de grond en stimuleer je de groei. In zeker mate is dit noodzakelijk. Het gras neemt voedingsstoffen op uit de bodem en met het eten of maaien van het gras verdwijnen deze voedingsstoffen. Stimuleer je de groei van het gras, dan krijgen onkruiden minder kans om door te schieten. Veel onkruiden in de wei geven een minder goede grasmat, verminderen de weerstand tegen betreding, en beschadigingen in de zode laten weer onkruiden toe. Uiteindelijk ontstaat er een veldje met straatgras en zuring. Ook Jacobskruiskruid kan eerder opkomen als de grasgroei achterblijft. Bemesting heeft nog een ander voordeel. Krijgt het gras alle noodzakelijke voedingsstoffen en vocht om te groeien dan blijft het suikergehalte laag. Anders gezegd, stel dat het de grasplant aan stikstof ontbreekt, dan remt dit de groei en wordt overtollige energie in suikers omgezet. Analyseresultaten laten zien dat onbemest (natuur)hooi vaak laag is in eiwit, maar hoog in suikers. Tekst Anneke Hallebeek / Foto’s: Remco Veurink