Afbeelding
Van Der Vleuten Maikel - Ken Tucky CDI-W Maastricht 2007 Photo © Hippo Foto

Optomingen (Maikel van der Vleuten)

Instructie
Advertisement
’Het is moeilijk te zeggen wanneer je welk bit het beste kunt gebruiken voor een paard. Je moet in elk geval de werking van de verschillende soorten bitten kennen, zodat je weet wat ze met een paard doen. Verder is het kiezen van een bit voornamelijk een kwestie van ervaring en gevoel. Uiteraard moet een bit passen. Het mag niet te breed of te smal zijn, en moet ook qua dikte passen in de mond van het paard. De gewone gebroken trens beschouw ik als het standaard bit, waar je in principe mee moet kunnen rijden. Thuis rijd ik mijn paarden eigenlijk altijd op een gewone bustrens. Soms wel eens met een slofteugel erbij, maar meestal niet. Op concours wil ik wel eens een ander bit gebruiken. Thuis is een paard meestal ontspannen en op zijn gemak. Op concours zijn ze vaak net iets sterker. Dan kan een ander bit net iets meer reactie geven. Maar als je thuis ook altijd met het concoursbit rijdt is dat effect weg. Ik houd de optoming het liefst zo simpel mogelijk, ook op concours. Als een van mijn paarden op een bepaald bit heel goed loopt, probeer ik het daarbij te houden. Maar als het enkele keren niet wil, blijf ik niet stug vasthouden aan dat bit. Dan probeer ik wat anders. Met Parmala Douche heb ik toen lang gezocht naar het ideale bit, maar ik ben er achter gekomen dat ik beter af en toe kan wisselen. Soms wordt ze wat bang voor een wat streng inwerkend bit, dan neem ik een bit dat meer vertrouwen geeft. Maar als ik dat een poos gebruikt heb, loopt ze daar weer doorheen. Dan is het tijd om iets anders te verzinnen.
Veel verschillende bitten
Er zijn onnoemelijk veel verschillende bitten, die allemaal een iets andere werking hebben. Ik zal een paarbitten bespreken die wij op stal wel eens gebruiken. Het Pessoa-bit lijkt veel op een gewone trens, maar heeft boven en onder de normale trensringen extra ringen. Die geven het bit een hefboomwerking, waardoor je net iets sterker bent als een paard tussen de hindernissen wat doordramt. De eerste keren dat je met zo’n bit rijdt, lijkt het de oplossing te zijn, maar na verloop van tijd valt dat vaak toch tegen. De werking is niet zo vriendelijk voor het paard, ze durven niet zo goed in de hand te springen. Daardoor drukken ze de rug weg boven de sprong, waardoor de achterhand niet goed meekomt. Ik ben daarom niet zo’n voorstander van het Pessoa-bit, hoewel ik het voor sommige paarden wel eens tijdelijk gebruik. Zo gauw ze naar mijn idee voldoende terugkomen tussen de sprongen, ga ik het liefst weer terug naar een gewone trens. De pelham is een meestal ongebroken bit met scharen en een kinketting of kinriempje. Er is ook een gebroken uitvoering, maar die wordt weinig gebruikt. Door de kinketting ontstaat een knevelwerking. Hoe strakker je de kinketting doet, hoe strenger het bit inwerkt. Ik heb hem meestal aangesloten, maar niet echt strak. De meeste paarden blijven op een pelham fijn in de hand springen, daarom is het waarschijnlijk ook een van de meest gebruikte bitten. Je kunt de pelham met twee teugels rijden, een aan de bovenste bitring en een aan de onderste. Vaker wordt een verbindingsriempje (vorkje) gebruikt dat de twee ringen aan een teugel verbindt. [pull_quote_left]Als een paard net niet helemaal fijn loopt op een gewone trens gebruiken we wel eens een dubbelgebroken trens[/pull_quote_left] Bij een ophaaltrens loopt een touwtje vanaf de teugel door de bitringen naar de bakstukken van het hoofdstel. Op die manier werkt een ophaaltrens heel scherp. Daarom rijd ik liever met een tweede teugel erbij, die ik aan de trensringen bevestig, als bij een gewone trens. Een derde mogelijkheid is een verbindingsriempje tussen het touwtje en de bitring, waar de teugel aan bevestigd wordt. Een ophaaltrens werkt vooral in op het kaakgewricht, waardoor paarden wat eerder nageven en niet zo stoer kunnen zijn. Paarden die wat hangerig zijn en graag wat op de kop lopen, reageren vaak goed op zo’n bit. Als een paard net niet helemaal fijn loopt op een gewone trens gebruiken we wel eens een dubbelgebroken trens. Die werkt net iets anders in op de mond van het paard en dat kan net het verschil maken wat we willen bereiken. Incidenteel rijd ik ook wel eens met stang en trens. Een hackamore is in feite geen bit - er zit immers geen mondstuk aan - maar werkt door de hevelwerking in op de neus en onderkaak. Hoe hard een hackamore inwerkt is afhankelijk van de lengte van de scharen en de dikte en het model van de neus- en de kaakriem. Ik gebruik zelf wel eens hackamore met korte scharen bij paarden die ik thuis goed voor elkaar heb, maar op concours bijvoorbeeld vanuit de wending wat achter het bit blijven. Die hebben ooit net wat meer vertrouwen in een hackamore als in een trens, en blijven dan lekker naar de hand toelopen. Voor de rest gebruiken we heel weinig van de misschien wel honderd verschillende bitten die we in de loop der jaren in onze zadelkamer verzameld hebben. De meeste daarvan zijn vergelijkbaar met de eerder genoemde bitten, maar door een aanpassing hebben ze een net iets andere werking. Ik wil wel even waarschuwen voor het gebruik van scherpe bitten en hackamores. Je moet weten hoe ze werken en wat je ermee doet. Doordat ze scherp inwerken moet je ze met veel gevoel kunnen gebruiken. En het is ook niet zo dat als de basis niet voor elkaar is, de problemen met zo’n optoming over zijn. Als je de zaken voor elkaar hebt kun je er de puntjes mee op de i zetten.
Optomingen
Behalve met bitten kun je ook veel doen met neusriemen. Tegenwoordig is een hoge neusriem met een sperriempje het meest gebruikt in de springsport. Een lage neusriem loopt over de neus van het paard onder het bit door en geeft net iets meer respect. Mijn drie beste paarden lopen daar meestal op. De rest van de optoming bestaat op wedstrijden eigenlijk altijd uit een borsttuig, zodat het zadel goed op zijn plaats blijft. Daar zit de martingale aan. Een martingale begrenst alleen als een paard zijn hoofd te ver omhoog doet. Wanneer het paard goed loopt doet de martingale niets als hij goed op maat gemaakt is. Bij het losrijden gebruik ik op concours graag een slofteugel. Die dient dan ter begrenzing, omdat paarden in een andere omgeving toch gauw wat meer afgeleid zijn. Met de slofteugel erbij blijven ze wat meer bij de les. Met de slofteugel mag pas vanaf de klasse Z losgereden worden. Dat vind ik een goede zaak, in de lagere klassen moet er aan gewerkt worden om de zaken rijkunstig voor elkaar te hebben. Maar op veel mensen komt het wat vreemd over, omdat juist in de hogere klassen de betere ruiters rijden. In feite is de slofteugel voor gemakzuchtige ruiters, die niet de moeite nemen hun paarden rijkunstig naar de hand toe te rijden. De slofteugel haal ik wel even door het borsttuig, om te voorkomen dat het paard er in springt.’ | Tekst: Toin Diks / Foto’s: Dirk Caremans
Afbeelding