Onderzoekster Janneke Sleutjens zal op 16 september haar proefschrift met de titel “The effect of the head and neck position on the equine athlete” verdedigen in het academiegebouw op het Domplein in Utrecht. Samen met haar collega’s van de Faculteit Diergeneeskunde Departement Paard, heeft zij het effect van verschillende hoofd- en halshoudingen (waaronder de veelbesproken hyperflexie) op het welzijn van het paard gemeten.
De training van het (dressuur) paard heeft als doel een harmonieus geheel te vormen tussen paard en ruiter en hierbij het paard zo optimaal mogelijk te laten presteren in de ring. De hoofd en halshouding is hierbij een belangrijk onderdeel van deze gymnastische training en heeft invloed op het rug en beengebruik. De rollkur trainingsmethode, waarbij het paard wordt getraind met de hals sterk gebogen en de neus op de borst, staat al jaren ter discussie. De houding zou mogelijk ongemak en pijn veroorzaken bij het paard en daarbij het algemene welzijn aantasten.
Minder ervaren ruiters
De FEI herdefinieerde in 2010 rollkur en hyperflexie als een houding die wordt bewerkstelligd door agressief teugel gebruik, wat onacceptabel is. De houding genaamd ‘low, deep and round’ (LDR) zou de nek buigen zonder agressief teugel gebruik en is daarom geaccepteerd als trainingstechniek. Het moet worden benadrukt dat deze nieuwe maatregelen zich vooral concentreren op het professionele segment dat presteert op hoog niveau. Echter het gebruik van de hyperflexed houding door minder ervaren ruiters komt zeker net zo vaak voor en heeft mogelijk een veel groter effect op paardenwelzijn.
Paarden van gemiddeld niveau
Het door Sleutjens gedane onderzoek had dan ook als doel het effect van verschillende hoofd- en halshoudingen op het welzijn van het gemiddelde sportpaard te verduidelijken. Voor het onderzoek werden zeven paarden van gemiddeld niveau (B-M niveau) aan de longeerlijn in vijf verschillende houdingen getraind. Dezelfde zeven paarden werden vervolgens gebruikt voor verschillende oefeningen bij gemiddelde arbeitsintensiteit. Tijdens deze oefeningen werden drie onderdelen gemeten:
– Het effect van de hoofd en hals houding op de spieren en zenuwen
– Het effect van de hoofd en hals houding op de bovenste luchtwegen
– Het effect van de hoofd en hals houding met betrekking tot gedrag/stress.
Uit het onderzoek blijkt dat iedere houding effect heeft op de neuromusculaire functionaliteit (functionaliteit van de zenuwen en spieren, red). Het effect was het grootst bij de paarden die in de hyperflexie houding liepen met sterk gebogen nek en neus op de borst. Het een na grootste effect werd gemeten bij de wedstrijdhouding. De paarden die volgens de, door de FEI beschreven LDR liepen, kwamen het dichtst in de buurt bij de vrije, niet bijgezette houding, die in het onderzoek als referentiehouding fungeerde. De hyperflexiehouding had ook de grootste invloed op de bovenste luchtwegen in zowel stap, draf en galop. Toch was er geen sprake van een significant verschil in de metingen waaruit bleek dat de gezonde paarden een tekort aan zuurstof kregen bij de gedane, gemiddelde arbeid.
Tijdens de initiële trainingsperiode voorafgaand aan het onderzoek bleken de paarden moeite te hebben om te wennen aan de houding tijdens de hyperflexie trainingsmethode. Tijdens het onderzoek leidden de wedstrijdhouding en een extreme houding, waarbij het hoofd en de hals naar boven gericht zijn en de rug wordt weggedrukt, het meest tot conflictgedrag. In tegenstelling tot deze (in meer of mindere mate) gestrekte houdingen toonden de paarden bij de gebogen houdingen, zowel hyperflexie als LDR, meer onderdanig gedrag. Dit leidt tot de vraag of de paarden meer ontspannen waren of dat ze de mogelijkheid tot het tonen van conflictgedrag werd ontnomen door de bijzetteugels. Deze vraag werd deels beantwoord door cortisolmetingen, het zogenaamde stresshormoon, in bloed en speeksel. In de genoemde gestrekte houdingen bleek deze concentratie cortisol significant hoger.
Conclusie
De conclusie van het onderzoek is dat iedere hoofd en halshouding effect heeft op het gemiddelde dressuurpaard. Hoewel het effect van de hyperflexed houding op stressindicatoren zoals gedrag en cortisolmetingen niet overtuigend was, moet het effect op de bovenste luchtwegen en de neuromusculaire functionaliteit zeker sterk worden overwogen wanneer paarden getraind worden in deze houding. Over het algemeen bleek de LDR-houding een meer vergelijkbaar resultaat op te leveren met de referentiehouding. Daarmee zou geconcludeerd kunnen worden dat als men in een gebogen hoofd- en halshouding wil trainen, de LDR-houding wellicht te prefereren is boven de hyperflexed houding in het gemiddelde dressuurpaard. Echter het effect van de LDR-houding op het rug- en beengebruik van het paard is nog onduidelijk. Het zou daarom interessant zijn om eerst het effect van de LDR-houding op de biomechanica van het paard te meten, eerdat hier een definitief advies wordt uitgebracht.
Een houding waarbij de negatieve biomechanische effecten herhaaldelijk zijn aangetoond, is de extreme houding waarbij hoofd en hals naar boven gericht zijn en de rug wordt weggedrukt. Er wordt tevens benadrukt dat de gewenste wedstrijdhouding, waarbij de hals gestrekt, de kruin het hoogste punt en de neus op of net voor de loodlijn staat, ook een duidelijk effect heeft op het welzijn van het paard, vergeleken met de vrije houding. Dit leidt tot de vraag of deze houding gewenst is tijdens trainingen en wedstrijden op B-M niveau.
Benadrukt moet worden dat de resultaten van dit onderzoek gelden voor het gemiddeld getrainde sportpaard en daarmee niet direct hetzelfde zijn voor paarden getraind op professioneel niveau.
Bron: Promotieonderzoek Janneke Sleutjens (bewerkt door Hoefslag)